duits werkwoorden Flashcards
1
Q
ich
A
-e
2
Q
du
A
-t, -st & -est
3
Q
er/sie/es
A
-t en in sommige gevallen -et
4
Q
wir
A
blijft hetzelfde
5
Q
ihr
A
-t en in sommige gevallen -et
6
Q
sie/Sie
A
blijft hetzelfde