nederlands tekstverbanden Flashcards

1
Q

doel-middelverband

A

geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vergelijkend verband

A

laat een verschil of een overeenkomst zien.

in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals-ook de vergrotende trap: meer / groter / beter enz. dan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

samenvattend verband

A

wordt een verkorte weergave van informatie uit de tekst gegeven.
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

chronologisch verband

A

beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.

vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort; ook jaartallen en data.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

opsommend verband

A

worden dingen achter elkaar genoemd.
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen…(maar) ook; ook liggende ( - ), getallen (1, 2, 3) of ‘dots’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tegenstellend verband

A

worden tegenovergestelde dingen genoemd.

maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks, aan de ene kant … aan de andere kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

toelichtend verband

A

wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

concluderend verband

A

wordt een conclusie getrokken uit eerdere informatie in de tekst.
dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

redengevend verband

A

geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

oorzakelijk verband

A

toont waardoor iets gebeurt ( buiten iemands wil).

doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly