Scheikunde begrippen H.4

Question 1

Polaire atoombinding

Answer 1

Atoombinding tussen twee atomen die niet even hard trekken aan het
gemeenschappelijke elektronenpaar, bijvoorbeeld Oδ-―Hδ+ en Nδ-―Hδ+.

Question 2

Waterstofbrug

Answer 2

Binding tussen moleculen met een -OH groep of een -NH groep.

Question 3

Mesoniveau/-structuur

Answer 3

De schaal van een groep deeltjes van het microniveau, bijvoorbeeld
kristallen, vezels en druppeltjes.

Question 4

Hydrofiele stoffen

Answer 4

Moleculaire stoffen die goed oplossen in water door de vorming van
waterstofbruggen met watermoleculen. Hydrofiele stoffen mengen
onderling goed.

Question 5

Hydrofobe stoffen

Answer 5

Moleculaire stoffen die slecht oplossen in water door het ontbreken van
(voldoende) groepen die waterstofbruggen kunnen vormen. Hydrofobe
stoffen mengen onderling goed.

Question 6

Oplosbaarheid

Answer 6

De hoeveelheid stof in gram die maximaal kan oplossen in een
hoeveelheid oplosmiddel bij een bepaalde temperatuur.

Question 7

Onverzadigd

Answer 7

Alle stof is opgelost, het kan ‘nog meer’ bij, het mengsel is helder

Question 8

Verzadigd

Answer 8

Niet alle stof is opgelost, het water is ‘vol’, het mengsel is troebel.

Question 9

IJklijn

Answer 9

Een ijklijn is het verband tussen een bekende grootheid (bijvoorbeeld
temperatuur) en een gemeten grootheid, bijvoorbeeld oplosbaarheid)

Question 10

Massapercentage

Answer 10

Massa van een stof in een mengsel als percentage van de totale massa
van het mengsel. Dit is het aantal (k)g stof per 100 (k)g mengsel (in %).

Question 11

Volumepercentage

Answer 11

Volume van een stof in een mengsel als percentage van de totale massa
van het mengsel. Dit is het aantal (m)L stof per 100 (m)L mengsel (in %).

Question 12

massa-ppm

Answer 12

Aantal (k)g stof in 106 (k)g mengsel. Eenheid ppm of mg/kg.

Question 13

massa-ppb

Answer 13

Aantal (k)g stof in 109 (k)g mengsel. Eenheid ppb of μg/kg.