Nederlands woordenschat Flashcards

1
Q

De stijlfiguren zijn?

A
  • Herhaling
  • Tegenstelling
  • Opsomming
  • Hyperbool
  • Understatement
  • Eufemisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Herhaling

A

Plus geeft meer, veel meer(herhaalt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tegenstelling

A

Vierkant in de fles, rond op de tong(Zet dingen tegenover elkaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Opsomming

A

Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder(Noemt dingen achter elkaar op).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De drie bijzondere opsommingen zijn?

A
  • Drieslag
  • Climax
  • Omgekeerde climax
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Drieslag

A

Bloed, zweet en tranen(een opsomming van drie woorden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Climax

A

Je hebt goed, je hebt beter en je hebt het beste(een steeds sterker wordende reeks).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Omgekeerde climax

A

Vorige week zag ik een fantastische film, nou ja, hij was mooi, ach best wel goed eigenlijk(een steeds zwakker wordende reeks).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hyperbool

A

Als je overdrijft: Ik ga dood van het lachen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Understatement

A

Als je iets afzwakt: hij heeft een goed zakcentje(hij heeft heel veel geld).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eufemisme

A

Je zegt het zo dat iets minder hard aankomt: Hij gaat creatief om met de waarheid(hij liegt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Metonymie

A

De meeste mensen willen meer blauw op straat - blauw geeft aan de politie. Dit soort beeldspraak noemen we een metonymie. Het beeld dat gebruikt wordt is een metoniem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly