Voorzetsels a Flashcards
aan zee
au bord de la mer
aan de ene kant
d’un côté
aan de andere kant
de l’autre côté
aan deze kant, aan die kant
de ce côté-ci, de ce côté-là
aan de kant van (richting)
du côté de
aan de waarheid twijfelen
douter de la vérité
iemand aan zijn mouw trekken
tirer quelqu’un par la manche
het ontbreekt ons aan geld
il nous manque de l’argent / l’argent nous manque)
aan een ziekte sterven
mourir d’une maladie
aan een ziekte lijden
souffrir d’une maladie
zich verkleden als
se déguiser en
dienen als tafeltje
servir de table
bij de bakker (in een winkel)
chez le boulanger
bij Piet (thuis)
chez Pierre
bij het huis (plaats)
près de la maison
ik kom bij je zitten -
je viens m’asseoir (au)près de toi
bij zulk weer
par un temps pareil
een meter lang bij een meter breed
un mètre de long sur un mètre de large
iets bij zich hebben
avoir quelque chose sur soi
bij zijn aankomst, terugkomst
à son arrivée, à son retour
een klacht indienen bij
porter plainte auprès de
bij iemand informeren, aanbevelen,
s’informer, recommander,
verontschuldigen, introduceren
s’excuser, introduire auprès de quelqu’un
zich bij de situatie neerleggen
se résigner à la situation