LOI-H37a Mots Flashcards
1
Q
arme f
A
wapen
2
Q
armement m
A
bewapening
3
Q
armée f
A
leger
4
Q
être dans l’armée
A
in het leger zitten
5
Q
artillerie (lourde) f
A
(zware) geschut
6
Q
balle f
A
kogel
7
Q
bataillon m
A
bataljon
8
Q
bombardement m
A
bombardement
9
Q
bravoure f (= le courage)
A
moed
10
Q
canon m
A
kanon
11
Q
cartouche
A
patroon
12
Q
champ d’honneur m
A
slagveld, het veld van eer
13
Q
char (d’assaut) m
A
tank
14
Q
charnier m
A
massagraf
15
Q
chasseur m
A
straaljager
16
Q
civil m
A
burger
17
Q
combat m
A
gevecht
18
Q
conscription
A
dienstplicht
19
Q
débâcle
A
debâcle
20
Q
défaite ( == la déroute)
A
nederlaag
21
Q
discipline
A
discipline
22
Q
drapeau m
A
vlag
23
Q
mourir pour le drapeau
A
vallen voor het vaderland
24
Q
engagé m
A
vrijwilliger
25
escadron m
eskadron
26
essai nucléaire m
kernproef
27
fantassin m
infanteriesoldaat
28
feu m
vuur
29
couvre-feu m m
avondklok
30
cessez-le-feu m m
het staakt-het-vuren
31
les forces armées
krijgsmacht
32
force terrestre, aérienne, navale f
landmacht, luchtmacht, marine
33
force nucléaire f
kernmacht
34
fusil m
geweer
35
fusillade f
geweervuur
36
gendarmerie f
rijkswacht
37
faire la guerre
oorlog voeren
38
les hostilités
vijandelijkheden
39
maquis m
ondergrondse, het verzet
40
prendre le maquis
onderduiken, in het verzet gaan
41
militaire m
militair
42
les munitions
munitie
43
mitraille f
schot
44
mitrailleuse f
mitrailleur
45
mitraillette f
sten-gun
46
mobilisation f
mobilisatie, de oproep
47
mortier m
mortier
48
nation f
volk | natie, staat
49
non-prolifération f
non-proliferatie
50
officier m
officier
51
obus m
granaat (uit kanon)
52
paix f
vrede
53
patrie f
vaderland
54
pilonner
hevig bombarderen
55
porte-avions m
vliegdekschip
56
puissance nucléaire f
kernmogendheid
57
recrue f
rekruut
58
réserviste m
reservist
59
wapen
arme f
60
bewapening
armement m
61
leger
armée f
62
in het leger zitten
être dans l'armée
63
(zware) geschut
artillerie (lourde) f
64
kogel
balle f
65
bataljon
bataillon m
66
bombardement
bombardement m
67
moed
bravoure f (= le courage)
68
kanon
canon m
69
patroon
cartouche
70
slagveld, het veld van eer
champ d'honneur m
71
tank
char (d'assaut) m
72
massagraf
charnier m
73
straaljager
chasseur m
74
burger
civil m
75
gevecht
combat m
76
dienstplicht
conscription
77
debâcle
débâcle
78
nederlaag
défaite ( == la déroute)
79
discipline
discipline
80
vlag
drapeau m
81
vallen voor het vaderland
mourir pour le drapeau
82
vrijwilliger
engagé m
83
eskadron
escadron m
84
kernproef
essai nucléaire m
85
infanteriesoldaat
fantassin m
86
vuur
feu m
87
avondklok
couvre-feu m m
88
het staakt-het-vuren
cessez-le-feu m m
89
krijgsmacht
les forces armées
90
landmacht, luchtmacht, marine
force terrestre, aérienne, navale f
91
kernmacht
force nucléaire f
92
geweer
fusil m
93
geweervuur
fusillade f
94
rijkswacht
gendarmerie f
95
oorlog voeren
faire la guerre
96
vijandelijkheden
les hostilités
97
ondergrondse, het verzet
maquis m
98
onderduiken, in het verzet gaan
prendre le maquis
99
militair
militaire m
100
munitie
les munitions
101
schot
mitraille f
102
mitrailleur
mitrailleuse f
103
sten-gun
mitraillette f
104
mobilisatie, de oproep
mobilisation f
105
mortier
mortier m
106
volk | natie, staat
nation f
107
non-proliferatie
non-prolifération f
108
officier
officier m
109
granaat (uit kanon)
obus m
110
vrede
paix f
111
vaderland
patrie f
112
hevig bombarderen
pilonner
113
vliegdekschip
porte-avions m
114
kernmogendheid
puissance nucléaire f
115
rekruut
recrue f
116
reservist
réserviste m
