LOI-H03c Mots Flashcards

1
Q

être content

A

blij zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cela me fait (très) plaisir

A

dat doet me (veel) genoegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

la joie de donner

A

het plezier om te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ça m’est une joie de t’écrire

A

het is mij een genoegen om je te schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

se faire une joie de (+ ww) (je me suis fait une joie de relire ta lettre)

A

met plezier/zich erop verheugen te (+ ww)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pleurer de joie

A

huilen van blijdschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sauter de joie

A

springen van blijdschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

avec joie l/avec plaisir!

A

met alle plezier / graag!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

être heureux d’un succès

A

blij zijn met een succes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

c’est heureux pour vous/toi!

A

gelukkig maar voor u/je!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

quel bonheur de .

A

wat een geluk dat/wat leuk om …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

avoir le plaisir de .

A

het genoegen hebben te …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

donner/obtenir satisfaction

A

voldoening geven/krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

à la satisfaction générale

A

tot ieders tevredenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

satisfaire la curiosité de …

A

de nieuwsgierigheid bevredigen van …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

se satisfaire de peu

A

met weinig tevreden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

à souhait

A

naar wens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

souhaiter

A

wensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

souhaiter la bienvenue à

A

welkom heten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

souhaiter bonne chance à qqn

A

iemand geluk wensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Je souhaite que (+ subj.) (Je souhaite que tu guérisses vite.)

A

ik hoop dat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

j’aime autant ça

A

dat heb ik net zo lief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

j’aime mieux ça

A

dat heb/hoor ik liever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

j’aime à croire, à penser que

A

ik hoop dat, ik zou graag aannemen dat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

j’aimerais autant que … (J’aimerais autant que tu viennes un autre jour.)

A

ik zag net zo lief dat …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

désirer

A

verlangen naar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

prendre ses désirs pour des réalités

A

zich illusies maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Il prend ses désirs pour des réalités.

A

Bij hem is de wens de vader van de gedachte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

se faire désirer

A

lang op zich laten wachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

avec la meilleure volonté du monde

A

met de beste wil van de wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

n’en faire qu’à sa volonté

A

alleen maar zijn eigen zin do en

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

(très) volontiers

A

(erg) graag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

je voudrais vous demander …

A

ik zou u graag even willen vragen …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

je voudrais vous y voir

A

ik zou u eens op mijn plaats willen zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

si vous voulez bien

A

als u het ermee eens bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

nous, on veut bien

A

het is ons best

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

sans le vouloir

A

per ongeluk, zonder opzet

38
Q

surprendre (Il nous a agréablement surpris.)

A

verrassen, verbazen

39
Q

être surpris que (+ subj)

A

verrast zijn, versteld staan dat

40
Q

c’est surprenant/étonnant

A

het is verrassend/verbazingwekkend

41
Q

je ne m’y attendais pas

A

ik had het niet verwacht

42
Q

cela me surprend

A

dat verbaast me

43
Q

une bonne/mauvaise surprise

A

een fijne/onaangename verrassing

44
Q

rester muet de surprise/stupéfaction

A

stomverbaasd zijn

45
Q

aller de surprise en surprise

A

van de ene verbazing in de andere vallen

46
Q

à ma grande surprise

A

tot mijn grote verbazing

47
Q

blij zijn

A

être content

48
Q

dat doet me (veel) genoegen

A

cela me fait (très) plaisir

49
Q

het plezier om te geven

A

la joie de donner

50
Q

het is mij een genoegen om je te schrijven

A

ça m’est une joie de t’écrire

51
Q

met plezier/zich erop verheugen te (+ ww)

A

se faire une joie de (+ ww) (je me suis fait une joie de relire ta lettre)

52
Q

huilen van blijdschap

A

pleurer de joie

53
Q

springen van blijdschap

A

sauter de joie

54
Q

met alle plezier / graag!

A

avec joie l/avec plaisir!

55
Q

blij zijn met een succes

A

être heureux d’un succès

56
Q

gelukkig maar voor u/je!

A

c’est heureux pour vous/toi!

57
Q

wat een geluk dat/wat leuk om …

A

quel bonheur de .

58
Q

het genoegen hebben te …

A

avoir le plaisir de .

59
Q

voldoening geven/krijgen

A

donner/obtenir satisfaction

60
Q

tot ieders tevredenheid

A

à la satisfaction générale

61
Q

de nieuwsgierigheid bevredigen van …

A

satisfaire la curiosité de …

62
Q

met weinig tevreden zijn

A

se satisfaire de peu

63
Q

naar wens

A

à souhait

64
Q

wensen

A

souhaiter

65
Q

welkom heten

A

souhaiter la bienvenue à

66
Q

iemand geluk wensen

A

souhaiter bonne chance à qqn

67
Q

ik hoop dat

A

Je souhaite que (+ subj.) (Je souhaite que tu guérisses vite.)

68
Q

dat heb ik net zo lief

A

j’aime autant ça

69
Q

dat heb/hoor ik liever

A

j’aime mieux ça

70
Q

ik hoop dat, ik zou graag aannemen dat

A

j’aime à croire, à penser que

71
Q

ik zag net zo lief dat …

A

j’aimerais autant que … (J’aimerais autant que tu viennes un autre jour.)

72
Q

verlangen naar

A

désirer

73
Q

zich illusies maken

A

prendre ses désirs pour des réalités

74
Q

Bij hem is de wens de vader van de gedachte

A

Il prend ses désirs pour des réalités.

75
Q

lang op zich laten wachten

A

se faire désirer

76
Q

met de beste wil van de wereld

A

avec la meilleure volonté du monde

77
Q

alleen maar zijn eigen zin do en

A

n’en faire qu’à sa volonté

78
Q

(erg) graag

A

(très) volontiers

79
Q

ik zou u graag even willen vragen …

A

je voudrais vous demander …

80
Q

ik zou u eens op mijn plaats willen zien

A

je voudrais vous y voir

81
Q

als u het ermee eens bent

A

si vous voulez bien

82
Q

het is ons best

A

nous, on veut bien

83
Q

per ongeluk, zonder opzet

A

sans le vouloir

84
Q

verrassen, verbazen

A

surprendre (Il nous a agréablement surpris.)

85
Q

verrast zijn, versteld staan dat

A

être surpris que (+ subj)

86
Q

het is verrassend/verbazingwekkend

A

c’est surprenant/étonnant

87
Q

ik had het niet verwacht

A

je ne m’y attendais pas

88
Q

dat verbaast me

A

cela me surprend

89
Q

een fijne/onaangename verrassing

A

une bonne/mauvaise surprise

90
Q

stomverbaasd zijn

A

rester muet de surprise/stupéfaction

91
Q

van de ene verbazing in de andere vallen

A

aller de surprise en surprise

92
Q

tot mijn grote verbazing

A

à ma grande surprise