LOI-H16a Mots Flashcards
1
Q
accroche f
A
plaatje, kreet die de aandacht moet trekken
2
Q
affiche publicitaire f
A
reclameposter
3
Q
annonceur m
A
adverteerder
4
Q
campagne publicitaire f
A
reclamecampagne
5
Q
cible f
A
doelgroep
6
Q
clientèle f
A
klanten
7
Q
compétitivité f
A
concurrentievermogen
8
Q
être compétitif
A
concurrerend zijn
9
Q
concurrence f
A
concurrentie
10
Q
consommateur m
A
consument
11
Q
conquérir (la conquête d’un marché)
A
veroveren
12
Q
créneau m (découvrir un créneau)
A
gat in de markt
13
Q
débouché m (chercher un nouveau débouché)
A
afzetgebied
14
Q
dépliant m
A
folder
15
Q
échantillon m
A
monster
16
Q
écoulement m (écouler un produit)
A
de afzet
17
Q
gamme f (une gamme complète de produits)
A
het scala, de reeks
18
Q
imprimé m publicitaire
A
reclamedrukwerk
19
Q
s’implanter (s’implanter sur le marché)
A
zich een plaats verwerven
20
Q
lancement m (lancer un produit sur le marché)
A
het op de markt brengen
21
Q
marché m
A
markt
22
Q
élargir sa part de marché
A
zijn marktaandeel vergroten
23
Q
marketing m
A
marketing
24
Q
panneau publicitaire m
A
reclamebord
25
parrainage m
sponsoring
26
pénétrer (dans)
doordringen in
27
percée f
doorbraak
28
produit m
product
29
promouvoir (promouvoir la vente; la promotion)
bevorderen
30
pronostic m
voorspelling, prognose
31
prospecter (prospecter le marché)
verkennen
32
prospectus m
folder
33
publiciel m
adware
34
publicité f
reclame
35
publicitaire m
reclameman/-vrouw
36
publicité mensongère f
misleidende reclame
37
publipostage m
reclame en verkoop per post
38
publireportage m
de advertorial
39
saturation f (le marché est saturé.)
verzadiging
40
slogan publicitaire m
reclameslogan
41
sondage d'opinion m (effectuer ~)
opiniepeiling
42
spot publicitaire m
reclamespot
43
support publicitaire m
reclamemedia
44
amovible
uitneembaar
45
berline f
de vierdeursauto
46
biaiser (== marcher de biais)
schuin lopen, schipperen
47
se bourrer
vastlopen
48
buté
koppig
49
se camper
trots, zelfverzekerd gaan staan
50
cauchemar m
de nachtmerrie
51
claquer
knallen; dichtslaan
52
coincé
vast, geblokkeerd
53
combiné m
hoorn (telefoon)
54
démarrage m
starten (apparaat, vervoermiddel)
55
démarrer
starten
56
s'emporter
kwaad worden, zich opwinden
57
enjoué
opgewekt, opgeruimd
58
étendue f
omvang, uitgebreidheid
59
plaatje, kreet die de aandacht moet trekken
accroche f
60
reclameposter
affiche publicitaire f
61
adverteerder
annonceur m
62
reclamecampagne
campagne publicitaire f
63
doelgroep
cible f
64
klanten
clientèle f
65
concurrentievermogen
compétitivité f
66
concurrerend zijn
être compétitif
67
concurrentie
concurrence f
68
consument
consommateur m
69
veroveren
conquérir (la conquête d'un marché)
70
gat in de markt
créneau m (découvrir un créneau)
71
afzetgebied
débouché m (chercher un nouveau débouché)
72
folder
dépliant m
73
monster
échantillon m
74
de afzet
écoulement m (écouler un produit)
75
het scala, de reeks
gamme f (une gamme complète de produits)
76
reclamedrukwerk
imprimé m publicitaire
77
zich een plaats verwerven
s'implanter (s'implanter sur le marché)
78
het op de markt brengen
lancement m (lancer un produit sur le marché)
79
markt
marché m
80
zijn marktaandeel vergroten
élargir sa part de marché
81
marketing
marketing m
82
reclamebord
panneau publicitaire m
83
sponsoring
parrainage m
84
doordringen in
pénétrer (dans)
85
doorbraak
percée f
86
product
produit m
87
bevorderen
promouvoir (promouvoir la vente; la promotion)
88
voorspelling, prognose
pronostic m
89
verkennen
prospecter (prospecter le marché)
90
folder
prospectus m
91
adware
publiciel m
92
reclame
publicité f
93
reclameman/-vrouw
publicitaire m
94
misleidende reclame
publicité mensongère f
95
reclame en verkoop per post
publipostage m
96
de advertorial
publireportage m
97
verzadiging
saturation f (le marché est saturé.)
98
reclameslogan
slogan publicitaire m
99
opiniepeiling
sondage d'opinion m (effectuer ~)
100
reclamespot
spot publicitaire m
101
reclamemedia
support publicitaire m
102
uitneembaar
amovible
103
de vierdeursauto
berline f
104
schuin lopen, schipperen
biaiser (== marcher de biais)
105
vastlopen
se bourrer
106
koppig
buté
107
trots, zelfverzekerd gaan staan
se camper
108
de nachtmerrie
cauchemar m
109
knallen; dichtslaan
claquer
110
vast, geblokkeerd
coincé
111
hoorn (telefoon)
combiné m
112
starten (apparaat, vervoermiddel)
démarrage m
113
starten
démarrer
114
kwaad worden, zich opwinden
s'emporter
115
opgewekt, opgeruimd
enjoué
116
omvang, uitgebreidheid
étendue f
