LOI-H04b Mots Flashcards
les quatre coins du monde
(alle uithoeken van de wereld)
l’hippisme (faire de l’)
ruitersport
lors de
tijdens
luge f (faire de la)
sleeën
lutte f (faire de la)
worstelen
marathon m (courir le marathon/faire le)
marathon lopen
moniteur m (le moniteur de ski)
de instructeur
motocyclisme m (faire du)
motorsport
natation f (nager/faire de la)
zwemmen
parcourir
afreizen
pari m
de weddenschap
parler bas
zacht spreken
parler fort
hard praten
partir en claquant la porte
boos weglopen
passer sa colère sur qn.
zijn woede op iemand afreageren
patinage m (patiner/faire du)
schaatsen
payer cher
duur betalen
pêche f (à la ligne) (pêcher/pratiquer la pêche (à la ligne))
vissen
pelote basque f (faire de la/jouer à la)
kaatsspel
persuader (il est impossible de le persuader)
overtuigen; overhalen
pétanque f (jouer à la)
jeu de boules
piquer/prendre/faire une colère
een woedeaanval krijgen
planche à voile f (faire de la)
windsurfen
plongée sous-marine f (faire de la/pratiquer la plongée sous-marine)
het diepzeeduiken
plongeon m (acrobatique) (plonger)
schoonspringen
prendre du retard
achterstand oplopen
prendre en photo
een foto nemen van
quant à
wat betreft
quête f (se mettre en de)
op zoek gaan naar
raid m
trektocht
raid m ( l’attaque aérienne)
de luchtaanval
raid m (l’épreuve de longue distance, un rallye automobile)
langeafstandsrit
régler un différend
een geschil bijleggen
rigoureux
streng
s’adapter [à]
zich aanpassen [aanpassen] [aan]
s’organiser
(zich) organiseren; het goed aanpakken; plannen
sa colère est tombée
zijn woede is bekoeld
sans conviction
onverschillig
sans grande conviction
zonder veel overtuiging
s’assurer par soi-même de qqc (vérifier qqc de ses propres yeux)
zich met eigen ogen van iets overtuigen
se disputer
ruzie maken
se fâcher, s’emporter contre
zich kwaad maken (om/op )
se laisser convaincre
zich laten overreden, overtuigen
se mettre en colère
kwaad worden
séduire
aantrekken; verleiden
semer le trouble
onenigheid zaaien, onrust stoken
sentir bon
lekker ruiken
sentir la colère monter
woede voelen opkomen
sillonné de rides
gerimpeld
sillonner (tracer des sillons (dans)
(om)ploegen, een vore trekken
sillonner (parcourir)
doorkruisen
ski alpin m (skier/faire du)
skiën
ski de fond m (faire du)
langlaufen
ski nautique m (faire du)
waterskiën
spéléologie f (faire de la)
grotonderzoek
squash m (faire du/jouer au)
squash