LOI-H44 Mots Flashcards
1
Q
composer
A
vervaardigen, schrijven
2
Q
écrire
A
schrijven
3
Q
écriteau m
A
(bord(je), aanplakbord, -biljet
4
Q
effacer
A
uitwissen, uitgommen
5
Q
former
A
vormen, maken
6
Q
graphie f
A
schrijfwijze
7
Q
graphologie f
A
schriftkunde
8
Q
griffonner
A
krabbelen, schetsen, kladden
9
Q
s’inscrire
A
(zich laten) inschrijven, noteren
10
Q
manuscrit m
A
manuscript; handschrift
11
Q
lettre manuscrite f
A
handgeschreven brief
12
Q
marquer
A
aantekenen, noteren; merken
13
Q
feutre m
A
viltstift
14
Q
noter
A
opschrijven
15
Q
prendre des notes
A
aantekeningen maken
16
Q
œuvre m
A
werk
17
Q
pondre
A
(eieren) leggen, produceren, in elkaar zetten
18
Q
rédiger
A
redigeren, schrijven
19
Q
style m
A
stijl
20
Q
texte m
A
tekst
21
Q
amendement constitutionnel m
A
grondwetswijziging
22
Q
colloque m
A
symposium, gesprek, overleg