LOI-H36 Mots Flashcards
agrafer
vasthaken, nieten
agrafe f
nietje
apnée f (= suspension de la respiration)
apnoe
bave f
kwijl
boue f
modder
boyau m
loopgraaf
les bronches
bronchiën
casemate f
bunker
chape f
laag
chloré
chloorhoudend
confiner à
grenzen aan
les confins
uiterste grenzen, grensgebieden
diffracter
buigen, breken
s’écrouler
instorten, bezwijken
enfouir
begraven, verbergen
faucher
doden, wegmaaien
flaque f
plas
frénétique
razend, (aIs) bezeten
gainer
omhullen, nauw omsluiten
glaise f
klei, leem
grouillement m
gekrioel
inclémence f
hardheid, strengheid
le lacis m
netwerk, wirwar
maléfique
noodlottig, onheilbrengend
marigot m
drasland
nauséabond
misselijkmakend, weerzinwekkend
se nicher
zich nestelen
obus m
granaat
parapet m
leuning, borstwering
piétiner
vertrappen
plèvre f
borstvlies
râle m
gereutel
râler
foeteren, tegensputteren
ramper
kruipen
ravitaillement m
voedselvoorraad, levensmiddelen
recroquevillé
in elkaar gedoken
relever de
deel uitmaken van, afhankelijk zijn van
répit m
onderbreking, respijt
rescapé m
overlevende
rudimentaire
ontoereikend, primitief
souiller
bezoedelen, besmetten
sournois
geniepig, stiekem
suffocant
verstikkend
vaillant
moedig
vareuse f
jasje, jekker
verdâtre
groenachtig, groenig
virer
(van kleur) veranderen | ronddraaien
s’insinuer
zich indringen, binnensluipen
vasthaken, nieten
agrafer
nietje
agrafe f
apnoe
apnée f (= suspension de la respiration)
kwijl
bave f
modder
boue f
loopgraaf
boyau m
bronchiën
les bronches
bunker
casemate f
laag
chape f
chloorhoudend
chloré
grenzen aan
confiner à
uiterste grenzen, grensgebieden
les confins
buigen, breken
diffracter
instorten, bezwijken
s’écrouler
begraven, verbergen
enfouir
doden, wegmaaien
faucher
plas
flaque f
razend, (aIs) bezeten
frénétique
omhullen, nauw omsluiten
gainer
klei, leem
glaise f
gekrioel
grouillement m
hardheid, strengheid
inclémence f
netwerk, wirwar
le lacis m
noodlottig, onheilbrengend
maléfique
drasland
marigot m
misselijkmakend, weerzinwekkend
nauséabond
zich nestelen
se nicher
granaat
obus m
leuning, borstwering
parapet m
vertrappen
piétiner
borstvlies
plèvre f
gereutel
râle m
foeteren, tegensputteren
râler
kruipen
ramper
voedselvoorraad, levensmiddelen
ravitaillement m
in elkaar gedoken
recroquevillé
deel uitmaken van, afhankelijk zijn van
relever de
onderbreking, respijt
répit m
overlevende
rescapé m
ontoereikend, primitief
rudimentaire
bezoedelen, besmetten
souiller
geniepig, stiekem
sournois
verstikkend
suffocant
moedig
vaillant
jasje, jekker
vareuse f
groenachtig, groenig
verdâtre
(van kleur) veranderen | ronddraaien
virer
zich indringen, binnensluipen
s’insinuer