LOI-H26 Mots Flashcards

1
Q

agence f

A

bijkantoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

banque f

A

bank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

banque d’affaires f

A

handelsbank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

banque de dépôt et d’escompte f

A

deposito- en discontobank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

carte bancaire f

A

bankpasje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

système bancaire m

A

bankwezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

banquier m

A

bankier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

caissier m

A

kassier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

compte m

A

rekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

être titulaire d’un compte bancaire

A

rekeninghouder bij een bank zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

compte individuel m

A

privé-rekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

approvisionner son compte individuel

A

geldzetten op zijn privérekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

compte-courant m

A

rekeningcourant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

votre compte est à découvert

A

u staat rood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

relevé/extrait de compte m

A

rekeningafschrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

crédit m

A

tegoed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

créditer le compte d’une somme

A

bedrag op de rekening bijschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

débit m

A

debet, schuld, uitgaven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

débiter le compte d’une somme

A

bedrag van de rekening afschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

le dépôt m

A

deposito

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

dépôt à terme

A

termijndeposito))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

émettre

A

in omloop brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

émission de billets

A

uitgifte van bankbiljetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

épargner (= économiser)

A

sparen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
épargne f
sparen
26
bon d'épargne m
spaarbewijs
27
les petits épargnants
de kleine spaarders
28
taux d'épargne m
spaarrente
29
les intérêts sont exonérés d'impôts
de rente is belastingvrij
30
paiement m
betaling
31
système de paiement m
betalingsverkeer
32
ordre de paiement m
betalingsopdracht
33
paiement par virement m
overschrijving
34
solde m
saldo
35
solde créditeur/débiteur m
een positief / negatief rekeningsaldo
36
verser
storten
37
verser la somme due sur le/au compte
verschuldigde bedrag op rekening storten
38
virer
overmaken
39
virement automatique m
automatische overmaking
40
accumuler
opeenstapelen, ophopen
41
augure m
voorteken
42
bien durable m
duurzame goed
43
capitaliser
tot kapitaal laten aangroeien
44
compte à terme m
termijndeposito
45
créance f
(schuld)vordering; bewijs van vordering
46
endettement m
schuld, schuldenlast
47
fléchir
dalen, zakken
48
immobilier m
onroerend goed
49
impôt m
belasting
50
intérêts m
rente
51
ménage m
huishouding
52
pic m
piek
53
pouvoir d'achat m
koopkracht
54
tassement m
terugloop, inzinking
55
bijkantoor
agence f
56
bank
banque f
57
handelsbank
banque d'affaires f
58
deposito- en discontobank
banque de dépôt et d'escompte f
59
bankpasje
carte bancaire f
60
bankwezen
système bancaire m
61
bankier
banquier m
62
kassier
caissier m
63
rekening
compte m
64
rekeninghouder bij een bank zijn
être titulaire d'un compte bancaire
65
privé-rekening
compte individuel m
66
geldzetten op zijn privérekening
approvisionner son compte individuel
67
rekeningcourant
compte-courant m
68
u staat rood
votre compte est à découvert
69
rekeningafschrift
relevé/extrait de compte m
70
tegoed
crédit m
71
bedrag op de rekening bijschrijven
créditer le compte d'une somme
72
debet, schuld, uitgaven
débit m
73
bedrag van de rekening afschrijven
débiter le compte d'une somme
74
deposito
le dépôt m
75
termijndeposito))
dépôt à terme
76
in omloop brengen
émettre
77
uitgifte van bankbiljetten
émission de billets
78
sparen
épargner (= économiser)
79
sparen
épargne f
80
spaarbewijs
bon d'épargne m
81
de kleine spaarders
les petits épargnants
82
spaarrente
taux d'épargne m
83
de rente is belastingvrij
les intérêts sont exonérés d'impôts
84
betaling
paiement m
85
betalingsverkeer
système de paiement m
86
betalingsopdracht
ordre de paiement m
87
overschrijving
paiement par virement m
88
saldo
solde m
89
een positief / negatief rekeningsaldo
solde créditeur/débiteur m
90
storten
verser
91
verschuldigde bedrag op rekening storten
verser la somme due sur le/au compte
92
overmaken
virer
93
automatische overmaking
virement automatique m
94
opeenstapelen, ophopen
accumuler
95
voorteken
augure m
96
duurzame goed
bien durable m
97
tot kapitaal laten aangroeien
capitaliser
98
termijndeposito
compte à terme m
99
(schuld)vordering; bewijs van vordering
créance f
100
schuld, schuldenlast
endettement m
101
dalen, zakken
fléchir
102
onroerend goed
immobilier m
103
belasting
impôt m
104
rente
intérêts m
105
huishouding
ménage m
106
piek
pic m
107
koopkracht
pouvoir d'achat m
108
terugloop, inzinking
tassement m