LOI-H30 Mots Flashcards
1
Q
abîme m
A
kloof; de afgrond
2
Q
abrupt
A
steil
3
Q
amble m
A
telgang
4
Q
bénir
A
zegenen, loven, prijzen
5
Q
céleste
A
hemels, goddelijk
6
Q
dérisoire
A
onbeduidend, bespottelijk
7
Q
émeute f
A
rel, volksopstand
8
Q
éphémère
A
vluchtig, vergankelijk
9
Q
exalter
A
verheerlijken, prijzen, verheffen
10
Q
flanc m
A
helling
11
Q
se hérisser de
A
bedekt zijn met
12
Q
incompatible
A
onverenigbaar
13
Q
infect
A
walgelijk, weerzinwekkend, afschuwelijk
14
Q
insurgé [m]
A
opstandig, rebels [opstandeling, rebel]
15
Q
s’insurger contre
A
in opstand komen tegen
16
Q
jument f
A
merrie
17
Q
magma m
A
mengelmoes, samenraapsel, brij
18
Q
le papillonnement m
A
gefladder
19
Q
le porte-enseigne m
A
vaandeldrager