LOI-H11b Mots Flashcards

1
Q

Je n’y comprends rien!

A

Ik begrijp er niets van!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Je n’y vois plus!

A

Ik kan niets meer zien!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Je n’y peux rien!

A

Ik kan er niets aan doen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vous y êtes?

A

Hebt u het begrepen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ça y est!

A

Klaar! Het is voor elkaar!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Comme vous y allez!

A

Wat draaft u door!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Il y va de ma vie.

A

Mijn leven staat op het spel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ils en sont venus aux mains

A

Ze zijn aan het vechten geslagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Je n’en crois pas mes yeux!

A

Ik kan mijn ogen niet geloven!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Je n’en peux plus!

A

Ik kan niet meer (van vermoeidheid) !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Il m’en veut.

A

Hij neemt het me kwalijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Il m’en coûte de vous le dire.

A

Het valt me zwaar het u te zeggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vous en parlez à votre aise.

A

U hebt makkelijk praten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

C’en est trop!

A

Dat gaat te ver!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Où en sommes-nous restés?

A

Waar zijn we gebleven?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

déclencher (déclencher un système d’alarme)

A

zorgen voor, ontketenen, doen, losbarsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ingurgiter

A

erin stampen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

laïc, laïque

A

openbaar, neutraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

laïc, laïque m

A

leek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

manuel m

A

handboek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

manichéen

A

dualistisch, zwart-wit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

accréditer

A

geloofwaardig maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

asséner/assener

A

toedienen, voorschotelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

s’assimiler à

A

zich vergelijken met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
d'autant (plus) que
te meer daar
26
BD f (= bande dessinée)
stripverhaal
27
bric-à-brac m
samenraapsel (van oude dingen)
28
cathodique
kathodisch
29
charivari m
de wanorde
30
Charlemagne
Karel de Grote
31
croisade f
kruistocht
32
dégringoler sur
neerkomen op
33
déifier
verafgoden, verheerlijken
34
délivrer de
bevrijden van
35
dénigrer
kwaadspreken van
36
éclairé
verlicht
37
errement m
dwaling
38
escamoter
wegmoffelen, overslaan
39
fainéant
lui, vadsig
40
fleuri
sneeuwwit (baard, haar) | bloeiend, gebloemd
41
flou
vaag
42
forger
vormen, smeden
43
Gaule f
Gallië
44
génie m
het karakter
45
hexagonal
zeshoekig
46
homérique
homerisch (heldhaftig; enorm)
47
imagerie f
prentenboek
48
imparable
onhoudbaar, onafweerbaar, ontegenzeggelijk
49
meurtrier
moorddadig
50
mise au point f
opheldering | af-, instelling
51
Ik begrijp er niets van!
Je n'y comprends rien!
52
Ik kan niets meer zien!
Je n'y vois plus!
53
Ik kan er niets aan doen!
Je n'y peux rien!
54
Hebt u het begrepen?
Vous y êtes?
55
Klaar! Het is voor elkaar!
Ça y est!
56
Wat draaft u door!
Comme vous y allez!
57
Mijn leven staat op het spel.
Il y va de ma vie.
58
Ze zijn aan het vechten geslagen.
Ils en sont venus aux mains
59
Ik kan mijn ogen niet geloven!
Je n'en crois pas mes yeux!
60
Ik kan niet meer (van vermoeidheid) !
Je n'en peux plus!
61
Hij neemt het me kwalijk.
Il m'en veut.
62
Het valt me zwaar het u te zeggen.
Il m'en coûte de vous le dire.
63
U hebt makkelijk praten.
Vous en parlez à votre aise.
64
Dat gaat te ver!
C'en est trop!
65
Waar zijn we gebleven?
Où en sommes-nous restés?
66
zorgen voor, ontketenen, doen, losbarsten
déclencher (déclencher un système d'alarme)
67
erin stampen
ingurgiter
68
openbaar, neutraal
laïc, laïque
69
leek
laïc, laïque m
70
handboek
manuel m
71
dualistisch, zwart-wit
manichéen
72
geloofwaardig maken
accréditer
73
toedienen, voorschotelen
asséner/assener
74
zich vergelijken met
s'assimiler à
75
te meer daar
d'autant (plus) que
76
stripverhaal
BD f (= bande dessinée)
77
samenraapsel (van oude dingen)
bric-à-brac m
78
kathodisch
cathodique
79
de wanorde
charivari m
80
Karel de Grote
Charlemagne
81
kruistocht
croisade f
82
neerkomen op
dégringoler sur
83
verafgoden, verheerlijken
déifier
84
bevrijden van
délivrer de
85
kwaadspreken van
dénigrer
86
verlicht
éclairé
87
dwaling
errement m
88
wegmoffelen, overslaan
escamoter
89
lui, vadsig
fainéant
90
sneeuwwit (baard, haar) | bloeiend, gebloemd
fleuri
91
vaag
flou
92
vormen, smeden
forger
93
Gallië
Gaule f
94
het karakter
génie m
95
zeshoekig
hexagonal
96
homerisch (heldhaftig; enorm)
homérique
97
prentenboek
imagerie f
98
onhoudbaar, onafweerbaar, ontegenzeggelijk
imparable
99
moorddadig
meurtrier
100
opheldering | af-, instelling
mise au point f