Maatschappijwetenschappen Hoofdstuk 3,1 Flashcards

1
Q

sociale ongelijkheid

A

Verschillen tussen mensen die belangerijk genoeg zijn om waardering aan te binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Discriminatie

A

ongelijke behandelingen in gelijke gevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ongelijkheid van economische hulpbronnen

A

geld en bezit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ongelijkheid van sociale hulpbronnen

A

contacten met mensen (iemand met veel vrienden kan geld vragen, iemand zonder niet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ongelijkheid symbolische hulpbronnen

A

status en aanzien (dokter meer dan vuilnisman)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ongelijkheid politieke hulpbronnen

A

macht en gezag (burgemeester tegen burger)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sociale stratificatie

A

indelen van groepen mensen in maatschappelijke lagen waartussen een ongelijkheidsverhouding bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sociale lagen

A

een groep mensen met dezelfde maatschappelijke positie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beroepsprestigeladder

A

vergeleken worden op basis van de status van een beroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

maatschappelijkeladder

A

vergeleken worden op bezit of status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sociale mobiliteit

A

stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

positietoewijzing

A

Een maatschappelijke oorzaak waar je niks aan kon door waardoor je in een bepaalde positie terechtkomt (

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

positieverwerving

A

oorzaak waar je wel wat aan kan doen. Je komt door je eigen bijdrage in een maatschappelijke positie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gesloten samenlevingen

A

geen kans op sociale mobiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

open samenlevingen

A

kans op sociale mobiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Economisch kapitaal

A

maatschappelijke posititie op basis van bezit of inkomen

17
Q

Sociaal kapitaal

A

maatschappelijke positie op basis van connecties

18
Q

Cultureel kapitaal

A

maatschappelijke positie op basis van kennis, houdingen of opvattingen

19
Q

verzorgingstaat

A

middel om ongelijkheid tegen te gaan

20
Q

Collectieve goederen

A

goeden waar mensen niet voor hoeven te betalen (school)

21
Q

private goederen

A

goederen waar mensen voor moeten betalen (sportschool)

22
Q

collectieve actie

A

collectieve goederen tot stand brengen