Frans B Nederlands>Frans Flashcards
1
Q
het product
A
la produit
2
Q
het merk
A
la marque
3
Q
de reden
A
la raison
4
Q
de mensen
A
les gens
5
Q
persoonlijk
A
personnellement
6
Q
eerder
A
plutôt
7
Q
de uitvinding
A
l’invention
8
Q
het cijfer
A
le chiffre
9
Q
het bedrijf
A
l’entreprise
10
Q
de verkoop
A
la vente
11
Q
winnen
A
gagner
12
Q
waarvan
A
dont
13
Q
goedkoop
A
bon marché
14
Q
gezond
A
bon pour la santé
15
Q
buitenlands
A
étranger
16
Q
kopen
A
acheter
17
Q
laten zien
A
montrer
18
Q
ik zou zeggen
A
je dirais
19
Q
vierkant
A
carré
20
Q
driehoekig
A
triangulaire
21
Q
rechthoekig
A
rectangulaire
22
Q
van glas
A
en verre
23
Q
van stof
A
en tissu
24
Q
van leer
A
en cuir