Engels U2/P2 Nederlands > Engels 6 Flashcards
1
Q
afleiden
A
detract
2
Q
aspect
A
dimension
3
Q
uitvoeren
A
executed
4
Q
buitengewoon
A
extraordinary
5
Q
korreligheid
A
grit
6
Q
beginnen
A
kick in
7
Q
bijziend
A
nearsighted
8
Q
deeltje
A
particle
9
Q
vorige
A
previous
10
Q
voorrecht
A
privilege
11
Q
betreffende
A
regarding
12
Q
makkelijk mee te indentificeren
A
relatable
13
Q
verbazingwekkend
A
stunning
14
Q
iets als vanzelfsprekend aannemen
A
take for granted
15
Q
gedurende het geheel
A
throughout
16
Q
compleet
A
utterly
17
Q
anderszins
A
otherwise
18
Q
bespreken
A
discuss
19
Q
doorgaan
A
continue