frans 17 nl>fr Flashcards
1
Q
uitoefenen
A
exerce
2
Q
gewapend
A
armé
3
Q
de vechtpartij
A
bagarre
4
Q
de dief
A
voleur
5
Q
onrechtvaardig
A
injuste
6
Q
een getuige
A
témoin
7
Q
de leugen
A
mensonges
8
Q
een mes
A
couteau
9
Q
een hel
A
enfer
10
Q
meerderjarig
A
majeur
11
Q
een boete
A
amende
12
Q
een snelheidsovertreding
A
excès de vitesse
13
Q
verraden
A
thari
14
Q
de brandkast
A
coffre-fort
15
Q
de diefstal
A
vol