Les 8 Flashcards
大きい ( おおきい)
groot i-A
小さい ( ちいさい)
klein i-A
新しい ( あたらしい)
nieuw i-A
古い ( ふるい)
oud (van dingen) i-A
いい
goed i-A
悪い ( わるい)
slecht i-A
暑い ( あつい)
heet (weer) i-A
熱い ( あつい)
heet (tastzin) i-A
寒い ( さむい)
koud (weer) i-A
冷たい ( つめたい)
koud (tastzin) i-A
難しい ( むずかしい)
moeilijk i-A
易しい ( やさしい)
makkelijk i-A
高い ( たかい)
hoog, duur i-A
安い ( やすい)
goedkoop i-A
低い ( ひくい)
laag i-A
おもしろい
grappig, interessant, leuk i-A
美味しい ( おいしい)
lekker i-A
忙しい ( いそがしい)
het druk hebben i-A
楽しい ( たのしい)
leuk, vermakelijk i-A
白い ( しろい)
wit i-A
黒い ( くろい)
zwart i-A
赤い ( あかい)
rood i-A
青い ( あおい)
blauw i-A
ハンサムな
knap (uiterlijk, van een man) na-A
綺麗な ( きれいな)
mooi, schoon na-A
静かな ( しずかな)
stil, rustig na-A
賑やかな ( にぎやかな)
levendig na-A
有名な ( ゆうめいな)
beroemd na-A
親切な ( しんせつな)
aardig, vriendelijk na-A
元気な ( げんきな)
gezond, energiek na-A
暇な ( ひまな)
niets bijzonders te doen hebben na-A
便利な ( べんりな)
handig na-A
素適な ( すてきな)
prachtig na-A
桜 ( さくら)
japanse kers, kersenbloesem
山 ( やま)
berg
町 ( まち)
stad, wijk
食べ物 ( たべもの)
voedsel, eten
所 ( ところ)
plaats
寮 ( りょう)
slaapzaal, studentenhuis, dormitory
レストラン
restaurant
生活 ( せいかつ)
(dagelijks) leven
仕事 ( しごと)
werk
どう
hoe
どんな
wat voor
どれ
welke (drie of meer)
とても
heel, zeer
あまり
niet zo (gebruikt met ontkenning)
そして
daarnaast, voorts
~が、~
…, maar …
お元気ですか。( おげんきですか。)
Hoe gaat het met u?
そうですね……。
Eens even zien… Even kijken…
~、もう一杯いかがですか。( ~、もういっぱいいかがですか)
Wilt u nog een glas …?
いいえ、結構です。( いいえ、けっこうです。)
Nee, dank u
そろそろ失礼します。( そろそろしつれいします。)
Ik moest zo langzamerhand maar eens gaan.
いいえ。
Welnee
またいらっしゃってください。
Komt u nog eens langs
上海 ( シャンハイ)
Shanghai
金閣寺 ( きんかくじ)
Het gouden paviljoen (te Kyoto)
奈良公園 ( ならこうえん)
Park Nara
富士山 ( ふじさん)
de Fuji