Les 28 Flashcards
偉い ( えらい)
bewonderenswaardig; hooggeplaatst i-A
踊る ( おどる)
dansen I, intr
通う ( かよう)
heen en weer gaan, forenzen I, intr
大学に通う ( だいがくにかよう)
aan de universiteit studeren I, intr
噛む ( かむ)
bijten, kauwen I, tr
選ぶ ( えらぶ)
kiezen I, tr.
誘う ( さそう)
uitnodigen I, tr.
売れる ( うれる)
goed verkopen II, intr
パンが売れる ( パンがうれる)
het brood verkoopt goed II, intr
参加する ( さんかする)
meedoen, deelnemen III, intr
メモする
aantekeningen maken, noteren III, tr
真面目な ( まじめな)
serieus, ijverig na-A
熱心な ( ねっしんな)
enthousiast, gemotiveerd, gepassioneerd na-A
ちょうどいい
precies goed
ちょうどいい
precies goed
景色 ( けしき)
uitzicht
美容院 ( びよういん)
kapper, schoonheidssalon (vgl. 病院)
台所 ( だいどころ)
keuken (vgl. キッチン)
経験 ( けいけん)
ervaring
経験がある ( けいけんがある)
ervaren zijn
経験をする ( けいけんをする)
ervaren
力 ( ちから)
kracht, macht