Les 7 Flashcards
切る ( きる)
snijden, knippen I, tr
送る ( おくる)
versturen I, tr
もらう
krijgen, ontvangen I, tr
貸す ( かす)
uitlenen I, tr.
習う ( ならう)
leren (van iemand) I, tr
あげる
geven II, tr
借りる ( かりる)
lenen (van iemand) II, tr
教える ( おしえる)
onderwijzen, vertellen, leren (aan iemand) II, tr
かける
hangen, ophangen II, tr.
電話をかける ( でんわをかける)
bellen, telefoneren II, tr
手 (て)
hand
箸 ( はし)
eetstokjes
スプーン
lepel
ナイフ
mes
フォーク
vork
はさみ
schaar
パソコン
computer
ケータイ
mobiele telefoon (ook: スマホ ‘smartphone’)
メール
年賀状 ( ねんがじょう)
nieuwjaarskaart
パンチ
perforator
ホッチキス
nietmachine
セロテープ
plakband
消しゴム (けしゴム)
gum
紙 ( かみ)
papier
花 ( はな)
bloem
シャツ
t-shirt, overhemd
プレゼント
cadeau
荷物 ( にもつ)
pakket, bagage
お金 ( おかね)
geld
切符 ( きっぷ)
kaartje (concert, trein, bus etc.)
クリスマス
kerstmis
父 ( ちち)
mijn vader
母 ( はは)
mijn moeder
お父さん ( おとうさん)
vader (van iemand anders), papa
お母さん ( おかあさん)
moeder (van iemand anders), mama
もう
al
まだ
nog (niet)
これから
hierna
[~]、素敵ですね ( [~]、すてきですね)
Wat een mooie … .
いらっしゃい
Welkom!
どうぞお上がり下さい。( どうぞおあがりください。)
Komt u binnen
失礼します。( しつれいします。)
Pardon
[~は]いかがですか
Wat dacht u van … ?
いただきます。
(dit wordt gezegd voor men begint met eten. lett:
Ik neem het in ontvangst.)
ごちそうさま[でした]
Ik heb heerlijk gegeten., Dank voor het eten
スペイン
Spanje