Les 35 Flashcards
正しい ( ただしい)
correct, juist i-A
咲く ( さく)
gaan bloeien I, intr
花が咲く ( はながさく)
bloemen gaan bloeien I, intr
変わる ( かわる)
veranderen (intr.) I, intr
色が変わる ( いろがかわる)
van kleur veranderen I, intr
治る、直る ( なおる)
genezen, gerepareerd worden I, intr
病気が治る ( びょうきがなおる)
van een ziekte genezen I, intr
故障が直る ( こしょうがなおる)
een defect wordt gerepareerd I, intr
交わる ( まじわる)
gezelschap houden, zich mengen met, omgaan met I, intr
丸を付ける ( まるをつける)
omcirkelen II, tr.
仲よくする ( なかよくする)
het goed met iemand kunnen vinden III, intr
クリックする
klikken (met de muis) III, tr
入力する ( にゅうりょくする)
invoeren III, tr
必要 ( ひつよう)
noodzakelijk na-A
島 ( しま)
eiland
港 ( みなと)
haven
近所 ( きんじょ)
buurt
屋上 ( おくじょう)
op het dak
海外 ( かいがい)
het buitenland, overzees
山登り ( やまのぼり)
bergbeklimmen
歴史 ( れきし)
geschiedenis
機会 ( きかい)
gelegenheid, kans
許可 ( きょか)
toestemming
丸 ( まる)
cirkel, rondje