Les 35 Flashcards

1
Q

正しい ( ただしい)

A

correct, juist i-A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

咲く ( さく)

A

gaan bloeien I, intr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

花が咲く ( はながさく)

A

bloemen gaan bloeien I, intr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

変わる ( かわる)

A

veranderen (intr.) I, intr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

色が変わる ( いろがかわる)

A

van kleur veranderen I, intr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

治る、直る ( なおる)

A

genezen, gerepareerd worden I, intr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

病気が治る ( びょうきがなおる)

A

van een ziekte genezen I, intr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

故障が直る ( こしょうがなおる)

A

een defect wordt gerepareerd I, intr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

交わる ( まじわる)

A

gezelschap houden, zich mengen met, omgaan met I, intr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

丸を付ける ( まるをつける)

A

omcirkelen II, tr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

仲よくする ( なかよくする)

A

het goed met iemand kunnen vinden III, intr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

クリックする

A

klikken (met de muis) III, tr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

入力する ( にゅうりょくする)

A

invoeren III, tr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

必要 ( ひつよう)

A

noodzakelijk na-A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

島 ( しま)

A

eiland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

港 ( みなと)

A

haven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

近所 ( きんじょ)

A

buurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

屋上 ( おくじょう)

A

op het dak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

海外 ( かいがい)

A

het buitenland, overzees

20
Q

山登り ( やまのぼり)

A

bergbeklimmen

21
Q

歴史 ( れきし)

A

geschiedenis

22
Q

機会 ( きかい)

A

gelegenheid, kans

23
Q

許可 ( きょか)

A

toestemming

24
Q

丸 ( まる)

A

cirkel, rondje

25
Q

振り仮名 ( ふりがな)

A

furigana, ruby

26
Q

設備 ( せつび)

A

voorzieningen (machines e.d.)

27
Q

レバー

A

hendel; lever

28
Q

キー

A

sleutel

29
Q

カーテン

A

gordijn

30
Q

紐 ( ひも)

A

veter, koord

31
Q

炊飯器 ( すいはんき)

A

rijstkoker

32
Q

葉 (は)

A

boomblad (ook: 葉っぱ)

33
Q

これで終わりましょう。 ( これでおわりましょう。)

A

Laten we het hierbij houden., Laten we hier stoppen

34
Q

それなら

A

in dat geval

35
Q

夜行バス ( やこうバス)

A

nachtbus

36
Q

さあ

A

geen idee

37
Q

旅行社 ( りょこうしゃ)

A

reisbureau (ook: 旅行会社)

38
Q

詳しい ( くわしい)

A

gedetailleerd, precies

39
Q

スキー場 ( スキーじょう)

A

skipiste, skigebied

40
Q

朱 ( しゅ)

A

vermiljoen

41
Q

関係 (関係)

A

relatie, verhouding

42
Q

向こう ( むこう)

A

daar(ginds), andere kant, overkant

43
Q

箱根 ( はこね)

A

Hakone, naam van een Japanse stad

44
Q

日光 ( にっこう)

A

Nikkō, naam van een Japanse stad

45
Q

草津 ( くさつ)

A

Kusatsu, naam van een stad

46
Q

志賀高原 ( しがこうげん)

A

Shigakōgen, naam van een skigebied in Yamano’uchi

47
Q

諺 ( ことわざ)

A

gezegde, spreekwoord