Les 5 Flashcards
行く (いく)
gaan I, intr
帰る ( かえる)
naar huis gaan, terugkeren I, intr.
来る ( くる)
komen III, intr
学校 ( がっこう)
school
スーパー
supermarkt
駅 ( えき)
station
飛行機 ( ひこうき)
vliegtuig
船 ( ふね)
boot, schip
電車 ( でんしゃ)
trein
地下鉄 ( ちかてつ)
metro
新幹線 ( しんかんせん)
hogesnelheidstrein, bullet train, shinkansen
バス
bus
タクシー
taxi
自転車 ( じてんしゃ)
fiets
歩いて ( あるいて)
lopend
人 (ひと)
persoon
友達 ( ともだち)
vriend, vriendin (niet romantisch)
彼 ( かれ)
hij, vriend (‘boyfriend’)
彼女 ( かのじょ)
zij, vriendin (‘girlfriend’)
家族 ( かぞく)
familie
一人で ( ひとりで)
alleen, in je eentje
先週 ( せんしゅう)
vorige week
今週 ( こんしゅう)
deze week
来週 ( らいしゅう)
volgende week
先月 ( せんげつ)
vorige maand
今月 ( こんげつ)
deze maand
来月 ( らいげつ)
volgende maand
去年 ( きょねん)
vorig jaar
今年 ( ことし)
dit jaar
来年 ( らいねん)
volgend jaar
~年 ( ~ねん)
het jaar …
何年 ( なんねん)
welk jaar
~月 ( ~がつ)
…e maand van het jaar
何月 ( なんがつ)
welke maand
一日 ( ついたち)
eerste dag van de maand
二日 ( ふつか)
tweede dag van de maand
三日 ( みっか)
derde dag van de maand
四日 ( よっか)
vierde dag van de maand
五日 ( いつか)
vijfde dag van de maand
六日 ( むいか)
zesde dag van de maand
七日 ( なのか)
zevende dag van de maand
八日 ( ようか)
achtste dag van de maand
九日 (ここのか)
negende dag van de maand
十日 ( とおか)
tiende dag van de maand
十四日 ( じゅうよっか)
veertiende dag van de maand
二十日 ( はつか)
twintigste dag van de maand
二十四日 ( にじゅうよっか)
vierentwintigste dag van de maand
~日 ( ~にち)
…e dag van de maand
何日 ( なんにち)
welke dag van de maand
いつ
wanneer
誕生日 ( たんじょうび)
verjaardag
そうですね。
Ja, inderdaad.
[どうも]ありがとうございました。
[Hartelijk] dank.
どういたしまして
Graag gedaan
~番線 ( ~ばんせん)
Lijn nummer (bus, tram etc.)
次の ( つぎの)
de volgende
普通 ( ふつう)
gewoon, normaal (ook: stoptrein)
急行 ( きゅうこう)
sneltrein
特急 ( とっきゅう)
intercity
甲子園 ( こうしえん)
Koshien, naam van een stad in de buurt van Osaka
大阪城 ( おおさかじょう)
Kasteel Osaka