Les 26 Flashcards
1
Q
気分がいい ( きぶんがいい)
A
zich goed voelen i-A
2
Q
気分が悪い ( きぶんがわるい)
A
zich onwel voelen i-A
3
Q
間に合う ( まにあう)
A
op tijd komen I, intr.
4
Q
に間に合う ( ~にまにあう)
A
op tijd komen voor ~ I, intr
5
Q
片づく ( かたづく)
A
opgeruimd worden I, intr
6
Q
荷物が片づく ( にもつがかたづく)
A
de bagage wordt opgeruimd I, intr
7
Q
探す、捜す ( さがす)
A
zoeken I, tr.
8
Q
やる
A
doen I, tr.
9
Q
拾う ( ひろう)
A
oppakken, oprapen I, tr
10
Q
ごみを出す ( ごみをだす)
A
het vuilnis buiten zetten I, tr
11
Q
遅れる ( おくれる)
A
te laat komen II, intr
12
Q
~に遅れる ( ~におくれる)
A
te laat komen voor ~ II, intr
13
Q
診る ( みる)
A
bekijken, onderzoeken II, tr
14
Q
連絡する ( れんらくする)
A
contacteren, contact opnemen III, intr
15
Q
運動会 ( うんどうかい)
A
sportdag, sportevenement
16
Q
盆踊り ( ぼんおどり)
A
dans van het Bon-festival
17
Q
フリーマーケット
A
vlooienmarkt
18
Q
場所 ( ばしょ)
A
plaats, plek (vgl. 所)