Les 34 Flashcards
苦い ( にがい)
bitter i-A
気がつく ( きがづく)
opvallen, opmerken I, intr
忘れ物に気がつく ( わすれものにきがつく)
opmerken dat je iets bent vergeten/verloren I, intr
見つかる ( みつかる)
gevonden worden I, intr
鍵が見つかる ( かぎがみつかる)
de sleutel wordt gevonden I, intr
経つ ( たつ)
verstrijken, voorbijgaan (van tijd) I, intr
磨く ( みがく)
poetsen, polijsten I, tr
歯を磨く ( はをみがく)
tandenpoetsen I, tr.
折る ( おる)
breken, vouwen I, tr
差す ( さす)
opsteken I, tr.
煮える ( にえる)
gekookt worden II, intr
組み立てる ( くみたてる)
in elkaar zetten, opbouwen II, tr
醤油をつける ( しょうゆをつける)
in sojasaus dopen II, tr
火にかける ( ひにかける)
op het vuur zetten II, tr
煮る ( にる)
koken, doorkoken II, tr
質問する ( しつもんする)
een vraag stellen III, intr
傘を差す ( かさをさす)
een paraplu opsteken
スポーツクラブ
sportclub
[お]城 ( [お]しろ)
kasteel
説明書 ( せつめいしょ)
handleiding
図 ( ず)
illustratie, figuur (vgl. 絵)
線 ( せん)
lijn, streep
矢印 ( やじるし)
pijl (symbool)
黒 ( くろ)
de kleur zwart
白 ( しろ)
de kleur wit
赤 ( あか)
de kleur rood
青 ( あお)
de kleur blauw
紺 ( こん)
de kleur donkerblauw
黄色 ( きいろ)
de kleur geel
茶色 ( ちゃいろ)
de kleur bruin
醤油 ( しょうゆ)
Japanse sojasaus
ソース
saus, Worcestershire sauce
お客[さん] ( おきゃく[さん])
klant, gast
~か、~
… of …
昨夜 ( ゆうべ)
gisteravond, gisternacht
さっき
zojuist, daarnet
茶道 ( さどう)
theeceremonie
お茶を点てる ( おちゃをたてる)
thee maken als onderdeel van de theeceremonie
先に ( さきに)
als eerst, alvast, van tevoren
載せる ( のせる)
iets ergens op of in laden
これでいいですか。
Is dit voldoende?
いかがですか。
Wat vindt u ervan?, Kan het u bekoren?
親子丼 ( おやこどん)
oyakodon (rijst met kip en ei)
材料 ( ざいりょう)
ingrediënt, materiaal
~分 ( ~ぶん)
portie voor …
グラム
gram
~個 ( ~こ)
[algemeen maatwoord voor kleine voorwerpen]
玉葱 ( たまねぎ)
ui (vgl. ねぎ ‘lente-ui’)
四分の一 (1/4) ( よんぶんのいち (1/4))
een vierde, een kwart
調味料 ( ちょうみりょう)
kruiden, specerijen, smaakmakers
適当な大きさ ( てきとうなおおきさ)
de juiste grootte
鍋 ( なべ)
pan
火 (ひ)
vuur
丼 ( どんぶり)
grote kom