Les 14 Flashcards
急ぐ ( いそぐ)
zich haasten I, intr
座る ( すわる)
gaan zitten I, intr.
立つ ( たつ)
gaan staan I, intr.
入る ( はいる)
binnengaan I, intr
喫茶店に入る ( きっさてんにはいる)
een café binnengaan I, intr.
降る ( ふる)
vallen (van neerslag) I, intr
雨が降る ( あめがふる)
regenen I, intr
消す ( けす)
uitschakelen, uitzetten I, tr
待つ ( まつ)
wachten I, tr
持つ ( もつ)
dragen, hebben I, tr
取る ( とる)
pakken, nemen I, tr.
手伝う ( てつだう)
helpen I, tr.
呼ぶ ( よぶ)
roepen, noemen I, tr
話す ( はなす)
spreken I, tr
使う ( つかう)
gebruiken I, tr
つける
inschakelen, aanzetten II, tr
開ける ( あける)
iets openen II, tr
閉める ( しめる)
iets sluiten II, tr.
止める ( とめる)
stoppen (tr.) II, tr
見せる ( みせる)
laten zien, tonen II, tr
出る ( でる)
verlaten II, tr.
喫茶店を出る ( きっさてんをでる)
een café verlaten II, tr
コピーする
kopiëren III, tr.
電気 ( でんき)
elektriciteit, licht