22 Flashcards
bewahren
behoeden, behouden
übersät von (of: mit)
bezaaid met
zu Bruch gehen
kapot gaan
der Bruch
breuk, inbraak
der Krüppel
invalide, verminkte
Gemeinhin
gewoonlijk
plagen
plagen kwellen
sich plagen
zwoegen
das Wahlergebnis
verkiezingsuitslag
die Schlagzeile
vette kop (in een krant)
der Anhalt
houvast, aanknopingspunt
anhalten
voortduren, aanhouden
stoppen, stilhouden, arresteren
anhalten um
verzoeken, um eine Stelle nahalten voor een baan solliciteren
eintreffen
aankomen
uitkomen, gebeuren
zweistellig
double digits
votieren
voteren stemmen
zurückführen
terugvoeren
terugbrengen, terug(ge)leiden
sich leisten
zich veroorloven
leisten
(een dienst) bewijzen, (hulp) verlenen, presteren,
der Zins
rente
er frisst seinen Kummer in sich
hij kropt zijn verdriet op
er hat es gefressen
hij heeft het begrepen
jmdn. gefressen haben
iem. niet kunnen uitstaan
ihn frisst der Neid
hij wordt door nijd verteerd
der Wagen frisst Benzin
de auto vreet benzine
Beteiligung
deelneming
aandeel
belangstelling
vorantreiben
bespoedigen
gleichermaßen
in gelijke mate, evenzeer, even
das Bedürfnis
behoefte, verlangen
(meervoud) benodigdheden
bescheuert
getikt
onaangenaam
suf
hinterfragen
vragen naar het waarom
beauftragen
opdragen, belasten met
versauen
smerig maken
bederven, verprutsen
durchbrennen
doorbranden
ervandoor gaan
zur Seite treten
opzijgaan
lauschen
luisteren
niedertraechtig
gemeen
jmdm. etwas nachsagen
van iem. iets beweren, zeggen
sich verbeugen
buigen
auf einmal
plotseling; tegelijk
Zuständigkeit
bevoegdheid, competentie
Bezüglich
mbt
die Kieme
kieuw
das Schaffen
oeuvre, schepping
schmerzhaft
pijnlijk
anekeln
doen walgen, das ekelt mich an daar walg ik van
beten
bidden
inszenieren
in scene zetten
der Schampus
champi
entjungfernen
ontmaagden
der Bettler
bedelaar
bettelen
bedelen
waschecht
rasecht
kosten
proeven, kosten
Vorkoster
voorproever
die Schwiele
eelt, litteken
der Scheck
cheque
sich verzocken
verliezen bij het speculeren
misgokken
perfide
laaghartig, manipulitief, gemeen
einschlägig
desbetreffend
die Bude
kraam, tent, zaak
der Enkel
kleinkind
der Schmarotzer
kladloper, parasiet