13 Flashcards
1
Q
(Ab)fordern
A
Eisen
2
Q
De Abgase
A
Uitlaatgassen
3
Q
der Abgeordnete
A
Afgevaardigde
4
Q
Abhilfe schaffen
A
uitkomst bieden
5
Q
Abrüsten
A
Ontwapenen
6
Q
Der Absatz
A
Alinea, hak
7
Q
Allemal
A
In ieder geval, telkens
8
Q
Absichtlich
A
Met opzet
9
Q
Abstimmen
A
Stemmen
10
Q
Ahnden
A
Straffen
11
Q
Ähnlich
A
Lijkend op
12
Q
Ahnungslos
A
Niets vermoedend
13
Q
Allenfalls
A
Hoogstens
14
Q
Allenthalben
A
Overal
15
Q
Alltäglich
A
Dagelijks
16
Q
Alltertümlich
A
Ouderwets
17
Q
Die Anforderung
A
Eis
18
Q
Anerkennen
A
Waarderen
19
Q
Anfällig
A
Gevoelig, vatbaar
20
Q
Ankurbeln
A
Op Gang brengen