20 Flashcards
1
Q
Handhaben
A
Toepassen
2
Q
Der hang
A
Helling
Neiging
3
Q
Sich häufen
A
Zich ophopen groter worden, vaker gebeuren
4
Q
Heikel
A
Moeilijk lastig
5
Q
Das Heer
A
Leger
6
Q
Hehr
A
Verheven
7
Q
Herausfordern
A
Uitdagen
8
Q
Hemmen
A
Remmen
9
Q
Heimsuchen
A
Teisteren
10
Q
Herkömmlich
A
Oorspronkelijk traditioneel
11
Q
Herunterladen
A
Downloaden
12
Q
Hiesig
A
Van hier
13
Q
Die Hingabe
A
Toewijding
14
Q
Hingegen
A
Daarentegen
15
Q
Hervorgehen
A
Blijken
16
Q
Soch herumsprechen
A
V mond tot mond gaan
17
Q
Hervorheben
A
Benadrukken
18
Q
Herleiten aus
A
Afleiden uit