10 Flashcards
1
Q
die Grundlage
A
grondslag, basis
2
Q
tollkühn
A
roekeloos
3
Q
Freizügigkeit
A
recht om zich te vestigen waar men wil, vrijheid
4
Q
abschotten
A
afschermen
5
Q
Abschiebung
A
uitzetting
6
Q
Verzeihung
A
vergiffenis
7
Q
erkundigen
A
informeren
8
Q
wanderen
A
wandelen, dwalen
9
Q
andauern
A
voortduren
10
Q
die Siedlung
A
nederzetting, wijk
11
Q
düster
A
duister, somber, vaag
12
Q
edler
A
edel
13
Q
schlau
A
slim, sluw
14
Q
bevorzugen
A
verkiezen, voortekken
15
Q
erkunden
A
verkennen
16
Q
übermäßig
A
buitensporig, overmatig
17
Q
angeben
A
opscheppen, aangeven, noemen, verraden
18
Q
etablieren
A
stichten
19
Q
sich etablieren
A
zich vestigen