Week 14 HC.6 Flashcards

1
Q

hypertensie

A

hoge bloeddruk
systolische druk hoger dan 140 mmHg
diastolische druk hoger dan 90 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geïsoleerde systolische hypertensie

A

alleen systolische bloeddruk te hoog. Dit kan komen doordat elasticiteit van vaten afneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

primaire hypertensie

A

oorzaak niet bekend.
Vaak combinatie tussen erfelijke factoren en factoren van buitenaf.
Complicaties kunnen cardiaal, cerebrovasculair of renaal zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

HMV

A

SV x HF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

BD bepaald door:

A

HMV en perifere vaatweerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verhoogde vaatweerstand oorzaak

A

bij langer bestaande hypertensie door de afwezigheid van renale vaatverwijders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sympatische activiteit

A

zorgt voor toename perifere weerstand, toename HMV en toename veneuze return

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nieren gestimuleerd door sympatische zenuwstelsel (gevolg)

A

meer angiotensine II gevormd (toename vaatweerstand), toename aldesteron (meer natriumretentie) waardoor circuleren bloedvolume groter wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

baroreceptoren

A

zorgen via CZS voor afname sympatische activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

renine

A

als BD te hoog is zal renine afgifte dalen en minder natriumretentie plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

secundaire hypertensie verschillende oorzaken

A

parenchymateuze nierziekte
vasculair
endocrien
slaap apneu syndroom (OSAS)
zwangerschap
dieet
latrogeen
monogenetisch
neurogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

obstructief slaapapneu syndroom (OSAS)

A

syndroom waarbij patiënt tijdens slapen minimaal 15x per uur een ademstilstand (apneu) krijgt
Kan ontstaan door obstructie bovenste luchtweg, doordat tong bij ontspannen in keel zakt.
Er ontstaat hypoxemie - sympathicus activiteit neemt toe - sneller ademen en BD stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hypoxemie

A

verlaagd zuurstofgehalte in bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

nycturie

A

nachtelijk plassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

nierinsufficiëntie

A

leidt tot hypertensie vanwege onvermogen van nier om bij normale BD vordoende natrium en water uit te scheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pathofysiologie renale hypertensie

A

natriumexcretie neemt af, waardoor extracellulair plasma volume toeneemt en HMV ook. BD stijgt hierdoor. Autoregulatie zal zorgen voor verhoogde vaatweerstand wat ook leidt tot hogere BD

17
Q

renovasculaire hypertensie (RVHT)

A

hypertensie ten gevolge van verminderde perfusie van een of beide nieren. Dit wordt veroorzaakt door stenose van een of meerdere nierslagaders. Nier zal meer renine produceren zodat BD in nier stijgt, maar BD stijgt in hele lichaam

18
Q

oorzaken nierarteriestenose

A
  • atherosclerose
  • fibromusculaire dysplasie = aneurysmatische verwijding gevolgd door vernauwing verderop in nierarterie
  • artritis = compressie nierarterie door extrinsieke laesies
19
Q

angiotensine II

A

zorgt voor vasoconstrictie van efferente arteriolus, verhoging sympathicustonus, afgifte aldesteron, verhoging BD

20
Q

pathofysiologie RVHT

A

doordat intrarenale druk afneemt gaan nieren meer renine en angiotensine II produceren en zal natriumreabsorptie door nier toenemen. Renine en angiotensine II komen in bloedbaan waardoor ze de rest van het lichaam en nier bereiken. BD stijgt

21
Q

niervene reninebemonstering

A

katheter in vene en slagader gelegd om vast te stellen hoeveel renine er geproduceerd wordt door nier

22
Q

hyperaldesteronisme

A

aldesteron activeert via mineralocorticoid receptor de natrium transporter waardoor meer natrium vanuit lumen gereabsorbeerd wordt in ruil voor kalium (ENaC)
Dit leidt tot hypertensie met laag kaliumgehalte (hypokaliëmie), spierzwakte, polyurie en metabole alkalose. Renine concentratie is laag

23
Q

drophypertensie

A

cortisol wordt geïnactiveerd tot cortisone, zodat het niet aan mineralocorticoid receptor kan binden. Als cortisol wel bindt, zal BD stijgen.
glycyrrhetinezuur (glycerinezuur) uit drop zorgt dat inactivering van cortisol niet werkt. BD hoger