Week 12 HC.6 Flashcards
trombose
pathologische vorming van een bloedstolsel in een bloedvat, waardoor deze geheel of gedeeltelijk wordt afgesloten
arteriële trombose (gevolg)
kan leiden tot hart- herseninfarct
veneuze trombose (gevolg)
kan leiden tot trombosebeen of -arm of longembolie
proximale / distale trombose
proximaal = trombus in bovenbeen en dus in v. poplitea of erboven
distaal = in onderbeen
relatie DVT en longembolie
brokstuk van stolsel kan via vena cava inferior, superior, rechterboezem en -kamer vastlopen in de pulmonale arteriën
trias van Virchow
drie invloeden die zorgen voor ontstaan veneuze trombose
1. vaatwandbeschadiging (trauma, operatie, infuus)
2. stase of turbulentie (immobiliteit, veneuze obstructie, vliegreis
3. hypercoagulabiliteit = verhoogde stollingsneiging (veranderde samenstelling van bloed door bv kanker, oestrogeen gebruik)
hemostase
bloedstolling. Samen met vaatwand, bloedplaatsjes, stollingsfactoren en fibrinolyse zorgen ze dat wond stolsel vormt.
verstoringen van balans leiden tot bloedingen of trombose
stollingsfactoren /anticoagulatie factoren
tekort leidt tot minder fibrine en bloedingen. tekort aan anticoagulatie factoren leidt juist tot trombose en andere stolselvorming
trombofilie (oorzaak)
erfelijke ookzaak van DVT
- antitrombine deficiëntie
- proteïne-C-deficiëntie
- proteïne-S-deficiëntie
- Factor-V-Leiden mutatie
- protrombine-gen variant
DD bestaat uit o.a.
- tromboflebitis (oppervlakkige trombose)
- spierscheuring (ruptuur m. gastrocnemius)
- cellulitis (bacteriële ontsteking)
- lymfoedeem
- haematoom (bloeduitstortingen)
- bakerse cyste (ganglion in kniekuil)
- fractuur
- acute arteriële occlusie
- hypoproteïnemie
CUS
compressie ultrasonografie. Vorm van echografie waarmee grote veneuze stolsels kunnen worden opgespoord
klinische risicofactoren tabel
kleiner dan 2 punten -> D-dimeer test -> negatief niks aan de hand -> positief echografisch onderzoek
groter dan 2 punten -> echografisch onderzoek
fibrinolyse
met deze therapie hoop je stolsel binnen paar uur op te lossen. Wel groter risico op bloedingscomplicaties
D-dimeer
afbraakproduct fibrine. Fibrinevorming verhoogd bij trombose. Daardoor D-dimeer gehalte in bloed ook verhoogd.
behandeling DVT (doel driedelig)
aangroei van stolsel voorkomen, recidief voorkomen, voorkomen posttrombotisch syndroom.
Tijdelijke risicofactoren - 3 mnd behandelen met antistolling
zonder tijdelijke risicofactoren - onbeperkt behandelen