week 10 HC5 ethisch dilemma orgaandonatie Flashcards
welke drie soorten orgaandonaties zijn er?
- DBD donor after brain death
vaststelling dood dmv hersendoodprotocol - DCD donor after cardiac death
vaststelling dood adhv cardiopulmonale criteria - levend
vooral nieren, beperkt lever, long
wat is het donorpotentieel?
bestaat met name uit patiënten met schedelhersenletsel door trauma en patiënten met een CVA
- het donorpotentieel wordt kleiner
- een postmortale orgaandonor is (vrijwel altijd) iemand die te jong en onverwachts is overleden
→uitzondering is de euthanasie
- de oorzaken daarvan (CVA, ongevallen) willen we zoveel mogelijk voorkomen
wat is het grote ethische dilemma bij het donorpotentieel?
meer, omdat we dan meer mensen kunnen helpen met een donororgaan en minder, omdat we willen voorkomen dat mensen vroegtijdig sterven door een te voorkomen oorzaak
binnen de transplantatiegeneeskunde bestaat een spanning tussen mensen die organen hebben en mensen die ze nodig hebben, daarom ‘dead donor rule’, waar bestaat deze uit?
- mensen mogen niet gedood worden om hun organen
- organen mogen alleen na de dood verwijderd worden
wat is het verschil tussen het oude- en het nieuwe orgaandonatiesysteem?
- oud systeem: vrijwillig registratie in het Donorregister met 4 keuzes
- veel weigering van nabestaanden en veel mensen niet geregistreerd
- nieuw systeem: mogelijkheid ‘geen bezwaar tegen orgaandonatie’
hoe kun je de verschillende morele principes loslaten op orgaandonatie?
- weldoen: zoveel mogelijk mensen redden met een transplantatie
- geen schade aanrichten: geen gezondheidsschade veroorzaken
- zelfbeschikkingsrecht: alleen organen uitnemen na toestemming
- rechtvaardigheid: eerlijke en transparante verdeling organen
- gelijkheid: iedereen heeft evenveel recht een orgaan te ontvangen
wat is het gevolg van het nieuwe donorsysteem: geen keuze betekent dat je geregistreerd wordt (actieve donorregistratie)?
overgang van orgaandonatie als ‘naastenliefde’ naar ‘welbegrepen eigenbelang’