VO. Microscopie; het overbelaste gewricht Flashcards

1
Q

Wat is er aangedaan bij RA?

A

de synoviale membraan van de gewrichtsholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet hyalien kraakbeen?

A

Vormt het oppervlak van gewrichten en zorgt voor stevige en flexibele verbindingen tussen gewrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zit er om jong kraakbeen?

A

perichondrium waarin mesenchymale stamcellen die kunnen differentiëren tot chondroblasten

bij kraakbeengroei kan er in het perichondrium onderscheid gemaakt worden tussen fibrogene (mesenchymale stamcellen) en chondrogene (chondroblasten) onderscheiden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarvoor zorgt de chondrogene laag?

A

appositionele groei van het kraakbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar zorgt het perichondrium voor?

A

Zorgt voor de verbinding van het dwarsgestreepte spierweefsel met het kraakbeen van het sternum of de ribben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe zit het van buiten naar binnen?

A

dwarsgestreept spierweefsel > perichondrium > kraakbeen > bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het perichondrium?

A

vlies dat bestaat uit collagene vezels en spoelvormige cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fibrogene laag

A

nog geen kraakbeen herkenbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

chondrogene laag

A

de differentiatie van stamcellen naar chondroblasten begint hier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is de afstand tussen chondrocyten in chondronen wisselend?

A

Omdat de chondrocyten uiteindelijk kraakbeenmatrix gaan produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 processen die bijdragen aan de groei van kraakbeen

A
  • appositionele groei
  • interstitiële groei
  • kraakbeencellen produceren kraakbeenmatrix
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is appositionele groei?

A

Stamcellen uit het perichondrium differentiëren zich tot chondroblasten en uiteindelijk tot chrondocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Interstitiële groei

A

delen van chondrocyten in de chondronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke moleculaire componenten komen in hoge concentrateis voor in het basofiele hof?

A

chondronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke moleculaire componenten komen in hoge concentrateis voor in de randzone

A

concentratie glycosaminoglycanen is lager, collageen type 2 en water hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke moleculaire componenten komen in hoge concentrateis voor in de interterritoriale tussenstof?

A

wat meer glycosaminoglycanen in vergelijking met de randzone

17
Q

Hoe wordt het proces genoemd waarbij kraakbeen wordt omgevormd tot bot? Hoe verloopt dit proces?

A

Chondrocyten zwellen op (hypertrofische zone) > chondrocyten gaan dood, in lege ruimtes komen osteoblasten die osteoid matrix tegen kraakbeenmatrix produceren > kraakbeen gaat over in bot = enchondrale ossificatie

18
Q

Hoe wordt het proces genoemd waarbij bot direct gevormd wordt uit mesenchymale cellen? Welke botten worden zo gevormd?

A

Desmale verbening/membraneuze ossificatie

Is vooral te zien in platte beenderen

19
Q

Zijn er bloedvaten aanwezig in het kraakbeen? Waarom?

A

Nee, het krijgt voedingsstoffen uit de synoviale vloeistof middels diffusie. Het is logisch dat het avasculair is, omdat door de grote krachten de bloedvaten constant worden dichtgedrukt.

20
Q

Uit wat voor type weefsel bestaan de kruisbanden en de meniscus?

A

meniscus: grootste deel kraakbeen

kruisbanden: collageen type I

21
Q

Waarom zijn er papillaire uitstulpingen aanwezig op het synovium?

A

Zorgen voor oppervlaktevergroting

22
Q

Wat is de functie van het vetweefsel in het synovium?

A

Zorgt voor warmte-isolatie en schokdemping

23
Q

Wat is eburnatie?

A

het proces waarbij er extra botaanmaak is wat het nieuwe gewrichtsoppervlak gaat vormen

24
Q

Wat zijn joint mice?

A

Kleine stukjes kraakbeen of subchondraal bot die in de gewrichtsruimte komen door fracturen.

25
Q

Is er een ontstekingsfiltraat bij artrose?

A

Nee

26
Q

Treedt artrose centraal of perifeer op het gewrichtsoppervlak op? Waarom?

A

De ernstige afwijkingen zitten centraal, daar zijn de krachten en wrijving op het gewricht het grootst

27
Q

Hoe neem je afname van gewrichtskraakbeen radiologisch waar?

A

Er is een afname in GAGs, er zijn fissuren te zien, subchondrale cystevorming, eburnatie

28
Q

Welke celtypen tref je aan in het ontstekingsinfiltraat van RA?

A

Lymfocyten, macrofagen, plasmacellen

29
Q

Welk microscopisch verschijnsel vormt een aanwijzing dat RA een auto- immuun ziekte is?

A

De aanwezigheid van plasmacellen

30
Q

Wat kun je bij lichamelijk onderzoek waarnemen bij reumatoïde artritis?

A

subluxaties

31
Q

Treedt RA centraal of perifeer op het gewrichtsoppervlak op? Waarom?

A

perifeer, begint als een synovitis

32
Q

Welke afwijkingen neem je waar in de vroege en late fase van RA?

A

vroeg: geen afwijkingen op rontgen

laat: vervorming van aangedaan gewricht

33
Q

Waarom leidt RA in late stadia tot subluxatie en vervorming van gewrichten?

A

Het tast de gewrichtskapsels en pezen rondom het gewricht aan waardoor subluxaties kunnen ontstaan

34
Q

Verschillen artrose en RA

A
  • artrose zit vooral centraal, RA vooral perifeer
  • artrose is kraakbeendegeneratie, RA is een synovium ontstekingsreactie (artrose heeft geen onstekingskenmerken en RA wel)
  • bij RA is er vervorming van botten, bij artrose niet maar oppervlak wordt wel gladder
  • bij RA zijn ook pezen aangetast
35
Q
A