Pijnbestrijding Flashcards

1
Q

Waaruit bestaat het?

A
  • Opioïden
  • Corticosteroïden: remmen arachidonzuur synthese
  • NSAIDS: prostaglandine synthetase remmers
  • Paracetamol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarbij is PG betrokken?

A
  • Pijn
  • Temperatuurcentrum hersenen: koorts veroorzaken
  • Vasoactief: wijder worden  roodheid. Doorlaatbaarheid kan toenemen  zwelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aspirine lage dosis

A

preventie coronaire hartziekten, TIA en CVA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aspirine hoge dosis

A

analgetisch, antipyretisch en anti-inflammatoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doen NSAIDs?

A

remmen de omzetting van COX naar tromboxaan. NSAIDs zijn dus COX remmers. Tromboxaan is betrokken bij plaatjes aggregatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

COX1 rol in arachidonzuur metabolisme

A

constitutief aanwezig in: maag, darm, nieren, bloedplaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

COX2 rol in arachidonzuur metabolisme

A
  • COX2
    o Induceerbaar: inflammatoir  macrofagen, synoviocyten, endotheelcellen
    o Constitutief: hersenen, nieren, ovarium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doen glucocorticoïden in arachidonzuur metabolisme?

A

blokkeren mRNA expressie van COX2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beschermende rol van prostaglandine in de maag, wat is de invloed van COX remmer?

A
  • Mucosa laag dikheid neemt toe
  • Bicarbonaat secretie gaat omhoog
  • Mucosale bloedflow omhoog
  • pH gradiënt neemt af

Met een COX remmer blokkeer je al deze processen. Op de langer termijn kan je ernstige maagproblematiek verwachten.
- Intolerantie
- Ulcera
- Perforaties
- Overlijden
Effecten op maagdarm problematiek neemt niet af in de tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

NSAID; effect op tromboxaan en PGI2

A

tromboxaan dubbel verlaagd. PGI2 verlaagd tot gelijk
o Ratio tromboxaan/PGI2 omlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

COX2 remmer; effect op PGI2 en tromboxaan

A

PGI2 daalt (minder dan bij NSAID), tromboxaan gelijk
o Ratio tromboxaan, PGI2 omhoog. Dit zorgt mogelijk voor ongunstig effect met betrekking tot ontstaan infarcten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt NSAID op COX1?

A

NSAID fenyl groep bindt aan hydrofoob kanaal. Carboxylgroep van NSAID vormt “zoutbrug”met Arginine op 120.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werkt NSAID op COX2?

A

NSAID fenylgroep bindt aan hydrofoob kanaal.
o Heeft een hydrofiele side pocket

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt paracetamol?

A

Lange tijd gedacht dat er een onbekend ‘COX3’ was, echter uiteindelijk toch een zwakke COX1 en COX2 remmer.
- Kan bijv. centraal PGE2 vorming onderdrukken waarmee het koortsverlagend effect wordt verklaard

levertoxiciteit boven 3 gram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is pijn en waarom is het relevant?

A
  • Vervelende sensatie in een deel van het lichaam
  • Belangrijk klinisch symptoom van musculo-skeletale aandoeningen
  • Geassocieerd met vermijdend gedrag en stressrespons
  • Levert belangrijke bijdrage aan morbiditeit, functionele beperking en socio-economische kosten van reumatische ziekten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kun je pijn indelen?

A
  • Nociceptief: weefselbeschadiging
  • Neuropathische pijn: zenuwstelsel
  • Cognitieve factoren, gedragsmechanismen, omgevingsfactoren
17
Q

Wat is nociceptieve pijn?

A
  • Synovitis/weefselschade
    o Prostaglandines
  • Ontstekingsmediatoren
  • Activatie nociceptoren
  • A-delta en C-vezels
  • Sensitizatie
18
Q

Welke primaire sensore afferente neuronen heb je?

A

a delta en c-vezels

19
Q

A-delta

A

gemyeliniseerde kleine diameter vezels
o Snel impulsen doorgeven
o Directe, scherpe en prikkende pijn

20
Q

C-vezels

A

ongemyeliniseerde kleine diameter vezels
o Langdurige, diepe en doffe pijn

21
Q

Nociceptoren

A
  • Gewrichtskapsel: C-vezels
  • Ligamenten: A-delta vezels
  • Synovium: postganglionaire (efferente) vezels en C-vezels
  • Kraakbeen: geen receptoren
  • Bot: onduidelijk, waarschijnlijk wel nociceptieve innervatie
  • Spier: A-delta en C-vezels
22
Q

Wat is sensitizatie?

A

Door intense, herhaalde of langdurige stimuli in aanwezigheid van ontstoken of beschadigd weefsel:
- Verlaging van activatiedrempel van afferente nociceptoren
- Verhoogde ‘vuur’ frequentie voor alle stimulus intensiteiten
Bijdrage door ontstekingsmediatoren (bradykinine, prostaglandines, leukotrienen). Klinisch belangrijk proces: in gesensitizeerde weefsels leiden onschadelijke stimuli tot pijn.

23
Q

Behandeling van reumatische pijn

A
  • Stap 1:
    o A: paracetamol
    o B: NSAID
    o C: paracetamol + NSAID
  • Stap 2: overstappen op of toevoegen van een zwakwerkende opioïde
  • Stap 3: overstappen op of toevoegen van een sterk werkend opioïde
  • Stap 4: parenterale toediening van een opioïde

vaak geen opidoïden gebruikt in praktijk bij reuma want werkt niet op gewrichtsontsteking

24
Q

Wat is fibromyalgie?

A

Is een chronisch pijn syndroom.
- Tendonomyalgene pijn
- Widespread pain
Onduidelijke wat fibromyalgie is. Het is een somatisch onbegrepen lichamelijke klacht.
- Definitie: het voorkomen van chronische widespread pijn, vaak gecombineerd met andere symptomen zonder pathologie.

25
Q

Epidemiologie fibromyalgie

A
  • Man : vrouw = 1:8
    o 30-50 jaar oud
  • Huisarts: 3% van de patiënten
  • Reumatoloog: 15-25%
26
Q

Wat is lichamelijke deconditionering?

A

Je hebt pijn  bewegen durf je niet goed  vermijding van beweging  lichamelijke deconditionering  pijn… het is een vicieuze cirkel.

27
Q

behandeling fibromyalgie

A
  • Fysiotherapie: cognitieve fysio
  • Ergotherapeut
  • Maatschappelijk werk
  • Psycholoog
  • Goed slapen

medicamenteus weinig te doen, soms werkt antidepressiva of een neurologische pijnstiller

Doel: pijn onder controle krijgen. Er moet een evenwicht zijn tussen beweging en rust. Daarnaast acceptatie en stress verminderen belangrijk.

28
Q
A