Metabole botziekten Flashcards

1
Q

Functie calcium

A

o Prikkelgeleiding
o Spiercontractie
o Immuunrespons
o Bloedstolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Functie fosfaat

A

o Energievoorziening
o DNA/RNA
o Enzymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vitamine D

A

verhoogt Ca, verhoogt fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

PTH

A

verhoogt Ca, verlaagt fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

calcitonine

A

verlaagt Ca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

FGF23

A

verlaagt fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

PTH/vitamine D deel schema

A

Als Ca omlaag gaat wordt dat gesignaleerd in de calcoimreceptor op de bijschildklier
o PTH gaat dan omhoog en dat stimuleert 1a hydroxylase  vitamine D en meer absorptie van Ca en fosfaat in de darm.

o Het remt ook een aantal enzymen in de nier, PO4 reabsorptie gaat omlaag en Ca reabsorptie gaat omhoog

o PTH leidt tot activatie van osteoclasten  Ca en fosfaat komt vrij en leidt tot stijging spiegels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

FGF23 schema

A

FGF23 productie gaat ook omhoog. Dat leidt er weer toe dat 1alfa hydroxylase geremd wordt > minder actief vitamine D en minder absorptie van Ca en fosfaat in de darm. Ook enzym en in de nier geremd  meer verlies van fosfaat en het fosfaat in het lichaam gaat weer stijgen.
- Stijging van FGF23 leidt er toe dat je meer fosfaat gaat verliezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vitamine D tekort

A

minder Ca en fosfaat absorptie in de darm  PTH omhoog en meer Ca resorptie en fosfaat uitscheiding. Netto daalt calcium en fosfaat in het bloed waardoor je slechte bot mineralisatie krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

oorzaak rachitis/osteomalacie

A

Vitamine D tekort
o Tekort in de voeding
o Onvoldoende blootstelling aan zonlicht
o Malabsorptie
- Onvoldoende 25-hydroxylering (leverziekten)
- Onvoldoende 1alfa hydroxylase activiteit (nierziekten)
- Overige
o Vitamine D resistentie (hypofosfatemische rachitis)
o Anti-epilepticagebruik (versnelde afbraak vitamine D)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is er bij rachitis/osteomalacie

A

Centraal staat de gestoorde mineralisatie van het bot.

Bij kinderen is er ook onvoldoende mineralisatie in de matrix van de groeischijven  lengtegroei neemt af en er is verbreding van kraakbeenzones.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

beeld osteomalacie/rachitis

A
  • Hypocalciemie
    o Spierzwakte
    o Hypotonie
    o Tetanie
  • Botpijn
  • Verhoogd fractuur risico

Vaak worden ook pseudofracturen gezien = Looser’s zones.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

behandeling rachitis/osteomalacie

A
  • Vitamine D suppletie
  • Preventie bij kleine kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

x-gebonden hypofosfatemie

A

Genmutatie (PHEX gen) waardoor verhoogde urine-excretie van fosfaat obv verhoogde FGF23 spiegels.
- 1 op 20.000 levendgeborenen
- Kleine lengte, verkromming benen, bot- en spierpijn, tandproblemen
- Behandeling
o Fosfaatdrank en actief vitamine D
o Burosumab (monoklonaal antilichaam tegen FGF23)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hyperparathyreoidie

A

Is een aandoening van het calcium- en botmetabolisme, secundair aan een toegenomen secretie van PTH door de bijschildklieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

primaire hyperparathyreoidie

A

meestal ten gevolge van een afwijking in de bijschildklieren zelf

17
Q

secundaire hyperparathyreoidie

A

ontstaat bij een neiging tot een daling van de serum calciumconcentratie
o Nieraandoening
o Ernstig vitamine D gebrek

18
Q

tertiaire hyperparathyreoidie

A

ontstaat als bij patiënt met een secundaire vorm de bijschildklieren autonoom gaan functioneren

19
Q

klinisch beeld hyperparathyreoidie

A

Meestal licht verhoogde serum calciumconcentratie zonder symptomen. Afhankelijk van de variant wisselende fosfaatspiegels: Bij primaire hyperparathyreoidie verlaagd.
- Vermoeidheid, buikpijn, spierzwakte, psychische veranderingen, poly-urie en niersteenkolieken.

20
Q

botafwijkingen hyperparathyreoidie

A
  • Gegeneraliseerd botverlies
  • Subperiostale botresorptie
  • Multipele botcysten (osteitis fibrosa cystica)
    o Door sterk toegenomen activiteit van osteoclasten
  • Zout en peper aspect schedel
  • Pathologische fracturen

Bruine tumor is een typische uiting van hyperparathyreoidie.

21
Q

behandeling hyperparathyreoidie

A
  • Oorzaak weghalen: bij voorkeur chirurgisch
  • Cinacalcet: verhoogt gevoeligheid van calciumreceptor voor extracellulair calcium, daardoor vermindering PTH aanmaak
22
Q

osteoporose

A

Is een afwijking van het gehele skelet gekenmerkt door een verlaging van de botmassa en een verlies in de onderlinge samenhang van botbalkjes.

23
Q

risicofactoren osteoporose

A
  • Leeftijd
  • Geslacht
  • Prevalente fractuur
  • Positieve familieanamnese
  • Gewicht/lengte
  • Corticosteroïdgebruik
  • Immobiliteit
24
Q

secundaire oorzaken osteoporose

A
  • Endocrien
    o Hyper(para)thyreoidie
    o Hypogonadisme
    o Hypercortisolisme
    o Laag vitamine D en/of laag calcium
  • Medicamenteus (o.a. steroiden, anti-epileptica)
  • Nier/leverziekten
  • Auto-immuunziekten
  • Etc
25
Aanvullend onderzoek hoog fractuurrisico
- DXA scan (inclusief VFA) - Labonderzoek - Inschatting valrisico en interventies
26
behandelen hoog fractuurrisico
- Inname van calcium en vitamine D behoefte o Dagelijks 20 microgram (=800 IE) gebruiken o Dagelijkse calciuminname van 1000-1100 mg middels voeding - Gevarieerde voeding met voldoende zuivel, groente, noten en fruit - Gezonde levensstijl (o.a. niet roken, weinig alcohol) - Beweegadviezen - Valpreventie - (eventueel) medicatie
27
osteoporose vs osteomalacie
- Osteoporose: bot afbraak > bot aanmaak  verlaging botmassa - Osteomalacie: onvoldoende mineralisatie van het osteoïd
28
M. Paget
- Osteitis deformans - Focale skeletaandoening - Toegenomen botombouw in één of meer botdelen - Activiteit osteoclasten neemt toe waarna activiteit osteoblasten ook toeneemt - Oorzaak niet duidelijk
29
kliniek M. Paget
- Meest asymptomatisch - Botpijn, waarbij aangedane gebieden warm aanvoelen en gevoelig - Relatief vaak aangedaan: bekken, femur, wervelkolom, tibia, schedel - Soms artritis als het focus dichtbij gewricht zit - Verhoogd risico op fracturen o Abnormale neerslag van weefbeen o Corticale remodelering o Intense osteoclasten resorptie - Zenuwuitval door druk: doofheid
30
Lab M. Paget
- Osteoclast activiteit verhoogd  hydroxyproline of pyridoline cross-links in urine - Osteoblast activiteit verhoogd  alkalisch fosfatase omhoog - Alkalisch fosfatase en pro-collageen 1 N-terminale peptide correleren het beste met ziekteactiviteit
31
Beeld M. Paget
- Aantal lesies neemt niet toe, wel soms de ernst van de lesies - Focale ziekte, scherpe demarcatie tussen normale en aangedane gebieden - Botscans sensitiever dan röntgenfotos - 10% mono-ostotische vorm - Bij poly-ostotische vorm (vaak wervels) at risk voor tumoren, complicaties, high-output cardiale insufficiëntie en neurologische veranderingen - Paget’s sarcoom <1% en zelden <70 jaar
32
Behandeling m. Paget
gericht op osteoclasten remmen - Bisfosfanaten eerste keus (zoledroninezuur i.v.) - Klachten en biochemische markers bepalen intensiteit en duur - Streven alkalisch fosfatase en hydroxyproline uitscheiding binnen normaalwaarden te krijgen - Soms orthopedische operatie bij artrose, standsverandering, fractuur of wervelkanaalstenose
33
fibreuze dysplasie
- Gezond bot plaatselijk wordt vervangen door fibreus bot - Deformatie, pijnklachten, zenuwproblematiek
34
behandeling fibreuze dysplasie
bisfosfonaten, denosumab
35
osteogenesis imperfecta
- Groep van erfelijke ziekten - Abnormale ontwikkeling van type 1 collageen - Type 1 collageen aanwezig in: o Huid o Gewrichten o Ogen o Osteoid - Verschillende genetische defecten Multipele fracturen en daardoor deformiteiten.
36
osteopetrose
- Marble bone disease - Aandoening door insufficiënte osteoclastactiviteit - Moleculaire basis is heterogeen
37
ziekte van Buchem
Genmutatie waardoor gebrek aan sclerostine. - Prevalentie is <1 per 1 miljoen - Hierdoor veel bot, met name van de schedel o Zenuwen die door het bot lopen kunnen beschadigd raken
38