Farmacologie van anesthetica Flashcards
Soorten anesthesie
algehele anesthesie, loco-regionale anesthesie
Algehele anesthesie
Slaap > pijnstilling > spierverslapping. Het maakt de patiënt onbewust van en onresponsief op pijnvolle stimuli. Het gaat via systemische toediening en heeft effect op het centraal zenuwstelsel.
- inhalatie
- iv
Wat is potentie?
De minimale alveolaire concentratie is een maat voor de potentie van een anestheticum = ED50.
- Concentratie gas in de long die nodig is om in 50% van de patiënten een beweging te voorkomen in respons op chirurgische pijn
Wat is de Meyer Overton correlatie?
Als de olie/gas partitiecoëfficient hoger is, zal er minder anestheticum nodig zijn en is het veel potenter.
Wanneer is de MAC hoger?
Hoe minder vetoplosbaar het anestheticum
Wat is het effect op de ionkanalen bij anesthesie?
- versterking van receptoren remmende transmitters –> hyperpolarisatie > minder makkelijke prikkeling
- remming excitatoire transmitter receptoren > minder depolarisatie > minder prikkeling
verschilt per middel
Wat is het effect op het CZS
- Verlies van bewustzijn
- Verlies van reflexen (spierrelaxatie)
- Analgesie
- Hele CZS aangedaan door anesthetica
- Reticulaire formatie mesencephalon bewustzijn omlaag
- Thalamische sensorische nuclei analgesie
- Korte termijn amnesie hippocampus
Effecten op cardiovasculair systeem
- Myocard (daling contractiliteit)
- Perifere vasculatuur (meestal dilatatie)
- De pijnprikkel die zorgt voor een hogere bloeddruk zal wegvallen, wat leidt tot lagere bloeddruk (bloeddruk daalt door goede anesthesie).
Autonoom zenuwstelsel: adaptatie
- Sympathicus, beta adrenoceptor
- Verschilt per anestheticum
Wat doet een ideaal anestheticum?
concentratie in de hersenen = concentratie in het bloed = concentratie ingeademde lucht
Hoe wordt de kliniek van anesthesie bepaald?
oplosbaarheid in bloed en vet, alveolaire ventilatie en cardiac output
Hoe gaat de concentratie van anesthesie?
De concentratie van anestheticum neemt eerst toe in de vaatrijke weefsels (bijv. alveoli) en daarna in goed doorbloedde weefsels zoals hart, nieren, lever en hersenen. Vervolgens gaat het naar spieren en als laatst naar vet.
Wat is de bloed:gas concentratie?
zegt iets over de oplosbaarheid in bloed.
o Bepaalt snelheid van inductie en herstel na anesthesie (hoe lager, hoe sneller).
Een slechte oplosbaarheid betekent een lage bloed:gas partiecoefficient en dus een hoge bereidbaarheid van het bloed om de stof af te geven.
Wat is de olie:gas partiecoefficient?
Bepaalt vooral de potentie (Overton Meyer correlatie), maar ook kinetiek van een anestheticum. Hoge vetoplosbaarheid vertraagt het herstel van anesthesie. Het hangt af van vetoplosbaarheid anestheticum en vetmassa patiënt.
Wat is de farmacokinetiek van iv anesthetica (propofol bijv)
Goed geperfuseerde organen nemen initieel veel op. Later neemt de grote massa minder geperfuseerde weefsels veel op. Er is dan redistributie. De concentratie in goed geperfuseerde organen zal dalen.
- Distributie afhankelijk van perfusie. Er is cumulatie en redistributie
eerst distributie + eliminatie, daarna alleen eliminatie
Lokale anesthetica
Werken op de pijnzin, temperatuurszin, tastzin en schakelen de motoriek uit. Maakt kleine ingrepen mogelijk.