translationeel onderzoek prostaat- en blaascarcinoom Flashcards

1
Q

Voorkomen en overlijden Prostaatcarcinoom?

A

Er overlijden per jaar ongeveer 2.700 mannen aan PCS.

Er wordt ieder jaar bij ongeveer 11.500 mannen PCA vastgesteld.

Er overlijden meer mannen met de ziekte dan aan de ziekte aangezien de meeste prostaattumoren nooit klachten zullen geven.

De tumor ligt in de perifere zone, aan de buitenkant van de prostaat.

PCS is de meest voorkomende soort kanker onder mannen. 1/8e deel van de mannen krijgt te maken met PCS in zijn leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Werking van prostaat?

A

Het orgaan bestaat uit buisjes en produceert prostaatvloeistof (door de luminale cellen).

Dihydro-testosteron (DHT) regelt de ontwikkeling en functie van de prostaat.

Testosteron (T) kan omgezet worden tot dihydro-testosteron (DHT). Deze stof is iets potenter dan testosteron.

De prostaat zorgt voor PSA productie wat exogeen naar de buisjes getransporteerd wordt. Als er PSA in het bloed zit, wil dit zeggen dat er een lekkage is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prostaathypertrofie?

A

Bij benigne porstaathypertrofie (BPH) is er sprake van een vergrote prostaat, waarbij er andere klachten optreden dan bij een prostaatcarcinoom (vaak plasklachten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Werking testosteron?

A

Testosteron zorgt voor de negatieve terugkoppeling naar de hypofyse, de spermatogenese, de mannelijke geslachtsontwikkeling en secundaire geslachtskenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Werking DHT?

A

DHT zet de cel-fabrieken aan waardoor prostaatvloeistof wordt geproduceerd en het zorgt voor het onderhouden en in stand houden van de cellen.

DHT bindt aan de androgeenreceptor, waardoor primaire targetgenen (zoals PSA en TMPRSS2) worden geactiveerd en tot expressie komen.

Er worden ook secundaire targetgenen geactiveerd en er vindt prostaat ontwikkeling en differentiatie van de cellen plaats, hierdoor is er productie van prostaatvloeistof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Androgeen depletie therapie (ADT)?

A
  1. Agonist: er ontstaat eerst een toename (flare) waarna de negatieve terugkoppeling de testosteronproductie laat dalen (leuprolide, buserelin, goserelin)
    o Weinig testosteron  geen omzetting naar DHT  geen binding met AR  geen activatie target genen
  2. 5a-reductase remmer (dutasteride, finasteride): omzetting T naar DHT niet mogelijk
  3. Anti-androgeen (flutamide, enzalutamide of apalutiamid): voorkomen dat DHT met ER bindt en voorkomen dat het naar de kern gaat voor activatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Klinische progressie van prostaatkanker: PSA-waarden

A

Bij de progressie van PCA is een patroon zichtbaar van stijgende en dalende PSA-waarden.

Bij het ontstaan van PCA zal de PSA stijgen.
Door de radicale prostatectomie zal deze tot 0 terugzakken.
Bij de aanwezigheid van metastasen zal echter op den duur weer PSA gemaakt worden waardoor de hoeveelheid weer toeneemt.

Vervolgens wordt hormoontherapie ingezet en als dat niet meer werkt chemotherapie of secundaire hormoontherapie. Ook daar zal op den duur resistentie ontstaan. Dat betekent eigenlijk het begin van het einde.

PSA staat dus voor tumor volume en neemt door de jaren heen steeds meer toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de drie niveaus van interventie waardoor kanker tegengehouden kan worden?

A
  • Preventie (leefstijl): beste oplossing
  • Curatieve intentie: vroege detectie en genezing via chirurgie of bestraling (onderscheid tussen agressief en indolent, micrometastasen of oligometastasen)
  • Hormoon-, chemo- of immunotherapie bij botmetastasen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onderzoek naar PCA kan middels verschillende technieken. Wat zijn deze?

A
  • Liquid biopsies (bloed, urine, speeksel, semen, CTC’s)
  • FFPE (formalin-fixed paraffin-embedded)
  • Frozen biobank (-80 graden)
  • Levende biobank (experimentele modellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In vivo (in levend wezen): proefdier modellen. Wat zijn drie verschillende modellen?

A

Proefdieren waarbij spontaan endogeen kanker ontstaat
oNatuurlijke wijze: spontane PCS
oGemanipuleerd: transgene muizen (TRAMP model)

Proefdieren waarbij kanker geïnduceerd kan worden
oHormoon inductie: ratten
oInductie van kanker door middel van carcinogene stoffen
oTransgene muizen: aan- en uitzetten van oncogenen, CRISP-Cas9

Proefdieren waarbij exogeen kanker getransplanteerd kan worden
oHumane xenograft modellen: immuun-deficiënte, naakte muizen

Er zijn geen andere dieren die prostaatkanker ontwikkelen naast de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voordelen en beperkingen van Patiënt-Derived Xenograft (PDX) modellen?

A

Voordelen

  • Fysiologische omgeving (micro-omgeving, doorbloeding)
  • Puur menselijk tumor materiaal, geen contaminatie met normaal weefsel
  • Oneindige bron van tumorweefsel
  • Manipulatie/ behandeling van muizen

Beperkingen

  • Vers tumormateriaal niet altijd eenvoudig te verkrijgen (bij uitgezaaide ziekte)
  • Muis-achtergrond (farmacokinetiek, muis-stroma)
  • Geen immuunsysteem
  • Ethische aspecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Werkwijze van in vitro onderzoek?

A

In vitro onderzoek kan gedaan worden met materiaal wat op verschillende manieren verkregen is.
Men kan een stukje tumor gebruiken waarbij orgaan structuren worden toegevoegd.

Ook kunnen de cellen uit normaal weefsel gehaald worden (=primaire celculturen), maar deze zullen niet eindeloos delen door telomerase, dus deze zullen na een tijdje doodgaan.

Een geimmortaliseerde cel (uit weefsel en kanker) is wel in staat om eindeloos door te groeien, dus deze worden gebruikt voor onderzoek.

Een primaire cel kan wel geimmortaliseerd worden door een telomeer toe te voegen.

Daarnaast zijn er ook cel-vrije modellen: in vitro transcriptie translatie systemen en gezuiverde eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In silicon modellen?

A

Dit zijn computermodellen. Dit zijn voorspellende modellen voor het ontwerpen van medicijnen, of modellen die het gedrag van eiwitten of kankercellen voorspellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voordelen en nadelen van in vitro?

A

Voordelen

  • Gemakkelijk in gebruik: standaardisatie, opschalen
  • Puur menselijk tumor materiaal, geen contaminatie met normaal weefsel
  • Oneindige bron van tumorweefsel
  • Eenvoudige manipulatie/ behandeling
  • Organ-on-Chip systemen (verhogen complexiteit)

Beperkingen

  • Vers tumormateriaal niet altijd eenvoudig te verkrijgen (bij uitgezaaide ziekte)
  • Verlies van heterogeniteit (vooral bij klonale cellijnen afkomstig van 1 cel)
  • Niet-fysiologische omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn verschillende onderzoeksmethoden? van minst naar meest complex?

A

2D cellijnen, 3D organoids, tissue slice cultures, GEMM, PDX/CDX, PSMA SPECT/CT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2D-cellijnen?

A

In menselijke 2D cellijnen is te zien dat de tumorcellen gevoelig zijn voor androgenen en daarmee gestimuleerd of geremd kunnen worden.

Dit wordt gebruikt in het onderzoek naar waarom androgeen resistente cellen ontstaan.

Er kan gekeken worden hoe deze resistentie opgelost kan worden door nieuwe middelen.

Dit onderzoek is echter wel beperkt (door 2D), waardoor niet alle middelen onderzocht kunnen worden.

17
Q

Organoids kweken?

A

Organoids kweken worden gebruikt om tumorcellen te onderzoeken.

Hierbij moet wel onderscheid gemaakt worden tussen normale cellen en tumorcellen.
Met xenograft modellen is dat goed te doen.

Ook bij deze methode wordt PSA als tumormarker gebruikt.

Een alternatief is het gebruik van circulerende tumorcellen uit de mens. Dit kan worden gedaan middels leukaferese. In normaal bloed zitten heel weinig tumorcellen. Met leukaferese kunnen de tumorcellen geconcentreerd gefilterd en verrijkt worden.

18
Q

Tissue slice model?

A

Bij het tissue slice model wordt een biopt van de patiënt gebruikt. deze worden heel dun gesneden. Daarmee kunnen de androgeenreceptoren gezien worden. Daarin kan van dag 1-6 gekeken worden hoe de receptoren veranderen.

19
Q

Xenograft model?

A

Niet alleen de subcutane tumor, maar ook de orthotope tumor uit de prostaat wordt meegenomen. Men denkt dat niet alleen de tumor zelf, maar ook de tumor omgeving (stroma) invloed heeft, omdat hier groeifactoren in kunnen zitten. Met deze methode kan ook metastase nagebootst worden om verder te onderzoeken.

20
Q

Tracering van de metastase?

A

De metastasen krijgen een kleurcode waarmee ze teruggevonden kunnen worden.

Zo kan gezien worden dat er binnen een verspreiding heterogeniteit bestaat.

Dat maakt het moeilijk om een therapie te ontwikkelen welke effect heeft op deze specifieke cellen.

21
Q

Chemische castratie en hormoonreceptoren?

A

Bij chemische castratie ontstaat op den duur resistentie waarbij de PSA toch weer omhooggaat.

Men dacht eerst dat de androgeenreceptoren inactief waren geworden (hormoon-onafhankelijk).
Echter blijkt nu dat de receptoren nog steeds actief zijn en lijken te veranderen.

Ze kunnen erg sensitief worden en alle androgenen binden die langskomen, waardoor resistentie ontstaat en PSA weer toeneemt.

22
Q

Werking microarray technologie?

A

De microarray technologie werkt als volgt: je neemt RNA van afhankelijke cellen en onafhankelijke cellen. Je labelt deze met twee verschillende kleuren (cDNA labelling). Vervolgens hybridiseer je dit op een microarray plaatje, waarbij er verschillende patronen ontstaan. Het microarray plaatje wordt gemaakt door in elk vakje oligonucleotiden/ cDNA’s te plaatsen.

23
Q

Fish en castratie?

A

Bij FISH kijkt men naar chromosomen via karyotypering. Bij castratie-resistente patiënten zijn er meerdere kopieën per chromosoom en fusies te zien.

24
Q

Copy number variation?

A

Bij microarrays wordt er naar copy number variation gekeken: of er van elk DNA twee zijn. Het lijntje behoort rond de 0 te lopen, maar bij een tumor zijn stijgingen (amplificaties) en dalingen (deleties) te zien. Per chromosoom is te zien waar de fouten zitten.

Als de grenzen van een breuk hetzelfde zijn, komt dit door een bepaald gen. Dit is bijvoorbeeld het geval op chromosoom 21 met genen ERG (oncogen) en TMPRSS2 (androgeen gereguleerd).

25
Q

Veel van de bekende master regulators van de hallmarks of cancer zijn ook gemuteerd in blaas- en prostaatkanker. Welke zijn dit?

A

De klassieken hiervan zijn TP53, PIK3CA, PTEN, (B)RAF en RB1.

Een aantal zijn preferentieel afwijkend in prostaatkanker, dit zijn SPOP, AR en TMPRSS2-ERG.

Een aantal zijn preferentieel afwijkend in blaaskanker, een daarvan is FGFR3.

26
Q

TMPRSS2-ERG?

A

Het gebeurt bij 50% van de tumoren dat TMPRSS2 fuseert met ERG. Wanneer ERG wordt geactiveerd, ontstaat er groei en migratie van PCA.

TMPRSS2-ERG zijn goede markers en therapie targets voor PCA.

27
Q

Perzonalized medication?

A

Bij het sequencen zijn nieuwe afwijkingen te zien, die in prostaatkanker zelden voorkomen: BRAF en RAF1. Kinase remmers (sorafenib, vemurafenib) zouden dus ook een oplossing kunnen zijn voor PCA.

Ook een PARP-remmer of PI3K en AKT remmer zijn mogelijkheden voor personalized medicatie.