Diagnostiek en behandeling mammacarcinoom Flashcards

1
Q

cijfers borstkanker en risicofactoren

indicentie (borstkanker en DCIS)
leeftijd diagnose
10-jaars overleving

A

indicentie in NL: 15.000 vrouwen en 100 mannen
DCIS: 2000

> 75% vrouwen ouder dan 50 bij diagnose

10jrs overleving> 80%
als uitgezaaid mediaan 2,5 jaar

sporadisch mammacarcinoom 80%
familiair 5-10% (als in fam voorkomt–> 2/3x hoger risico)
erfelijk 5-10% –> BRCA mutatie
met BRCA mutatie 60-80% life-rime risk mammacarcinoom en sterk verhoogd risico ovariumcarcinoom

als radiotherapie op thoraxwand jonge leeftijd–> zelfde risico als BRCA mutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer denken aan erfelijke vorm borstkanker?

A
familiar voorkomen borstkanker
jonge leeftijd bij diagnose
meerdere keren borstkanker bij 1 persoon
man met borstkanker
bepaalde combinaties van soorten kanker: borstkanker en ovariumcarcinoom 

hiermee iemand doorsturen naar klinische geneticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

presentatie primair mammacarcinoom

A

als klachten:
vaak palpabele afwijking in mamma: ingetrokken tepel, inflammatie (peau d’orange), ulcerateive afwijkingen
(pijn= zelden primaire klacht)

zonder klachten:
door screening bevolkingsonderzoek vrouwen va 50 jaar
of als toevalsbevinding bij ander CT-thorax/PET onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

LO bij mammacarcinoom

A

kijk naar afwijkingen borsten: huidafwijkingen, peau d’orange, intrekking huid/tepel

palpatie mamma:
als je iets voelt–> kijk naar grootte, glad of irragulair en of het mobiel is on gefixeerd

ook altijd oksels, infra en supraclavicualir palperen voor lymfeklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aanvullend onderzoek mammacarcinoom

A

Doel: stellen diagnose en stagereing (TNM)

Eerst mammografie en daarna echografie van mamma en/of oksel

mammografie: solide laesies zijn goed te zien, ook microkalk (aanwijzing voorstadia mammacarcinoom) is goed te zien. Daarom wordt dit ook gebruikt voor screening

Echo: NIET voor screening. als er verdachte leasies zijn. Kan kijken of iets cyste is of fibroadenoom. Ook okselklieren in beeld brengen. (stagering N)

Verder kan cytologische punctie, maar liever histologisch biopt.

MRI, botscan, PET scan, CT-scan: bij verdenking metastases

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

MRI

A

hoge sensitiviteit, maar 16-41% onverwachte bevinding

doen als:
diagnostische discrepantie–> LO/mammografie/echo zeggen wat anders

preoperatief: kan operatie borstsparend?

lobulair carcinoom en wens borstparende operatie–> hierbij is er vaak een onderschatting van grootte op mammografie

met mri ook screening van hoogrisico patienten (BRCA1/2)–> omdat mammagrafie teveel stralingsbelasting is elk jaar

MRI wordt alleen op indicatie gedaan, omdat je zoveel onverwachte bevindingen vindt, die uiteindelijk toch niks zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

disseminatie onderzoek

A

onderzoek naar metastases, wordt niet bij iedere pt gedaan. Alleen bij hoog risico mammacarcinoom:

T4 mammacarcinoom
lymfekliermetastases
recidief mammacarcinoom
klinische verdenking metastase (bijv rugpijn)

dan een FDG-PET/CT doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

TNM classificatie mammacarcinoom

A
Tis: tumor in situ
T1 tumor < 2 cm
T2 tumor >2 en < 5 cm
T3 tumor > 5 cm
T4 tumor ingroei in huid en thoraxwand

N0 geen aangedane lymfeklieren
N1 pathologisch beweeglijke regionale klieren
N2 gefixeerde regionale klieren
N3 ipsilaterale mammaria interna klieren

klieren hoog in hals en verder weg wordt al gezien als metastase, maar steeds meer wordt nog wel meegenomen in het curatieve plan

M0 geen metastase op afstand
M1 afstandsmetastase

TNM bepalend voor prognose en keuze behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

curatieve behandeling mammacarcinoom

A

chirugie!!
vaak ervoor neoadjuvantie chemo en erna RT: keuze afhankelijk van TNM en wel/geen borstsparende operatie en overige tumorkenmerken (receptoren, agressiviteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

anatomie mamma

A

bestaat uit veel vetweefsel met klierweefsel

klieren bestaan uit afvoerduct en lobben

een lobulus bestaat uit acini (kleine buisjes)

de lobulie en ducti zijn allebei 2 lagig

binnenste cellaag= luminale cellen, dit zijn secretoire cellen (maken melk en secreet)

buitenste cellaag: myoepitheelcellen, dit zijn contractiele cellen.

kankers zijn ontstaan vaak in de luminale cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pathologie mamma: goedaardig, kwaadaardig voorstadium en kwaadaardig

A

goedaardig:

  • mastopathie= lympy breast disease= fibrocyteuze verandering apocriene metaplasie
  • hyperplasie
  • fibroadenoom

kwaadaardig-voorstadium= carcinoma-in-situ:

  • ductaal= DCIS
  • lobulair= LCIS

kwaadaardig:

  • adenocarcinoom
  • sarcoom.maligne phyllodes tumor (zeldzaam)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pre-operatieve diagnostiek

A

-cytologische punctie: snel maar minder sensi en speci dan histologie, dus weinig gedaan

-histologie:
hiermee definitieve diagnose stellen
onderscheid tussen in situ en invasief carcinoom mogelijk
receptorbepaling

uitslag duurt enkele werkdagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fibroadenoom

A

is goedaardig

overgroei stroma, maar epitheel blijft 2-lagig, bestaat uit bindweefsel en klierweefsel
er is nog een scherpe begrenzing

dit komt voor bij jongere pt

dit hoef je niet per se te opereren, maar als het onrustig is of als het groeit dan wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

phyllodes tumor

A

fibro-epitheliale tumor
is zeldzaam <1% van mammatumoren
alle leeftijden, maar meestal vanaf 60 jr
groeit snel en is scherp omgschreven
prognose is heterogeen, afhankelijk van subtype (benigne, borderline of maligne)
metastases zijn zeldzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voorstadium in situ carcinoom

A

2 soorten: DCIS en LCIS

DCIS: groeit in buissysteem. Vaak is er calcificaties zichtbaar–> wordt bij screening zichtbaar. Behandeling is chirurgisch

LCIS: groeit in lubuli. Geen symptomen, ook vaak geen calcificaties. Is diffuus (door E-cadherine verlies) en bilateraal, daarom chirugisch en niet echt te behandelen., alleen follow up.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Adenocarcinoom

A

mammacarcinoom= bijna altijd adenocarcinoom

infiltrerende proliferatie van epitheelcellen
soms palpabel
er is een onscherpe begrenzing

ductaal/NST carcinoom: 75% histologisch is buisvorming en cohesie tussen cellen zichtbaar
lobulair carcinoom 25% diffuse groei door verlies E-cadherine

17
Q

differentiatie graad tumor

A

3 criteria:
mate van buisvorming (meer is beter)
mate atypie (lager is beter)
mitose-activiteit 9lager is beter)

differentiatiegraad wordt ingedeeld in goed, matig of slecht

aan de hand hiervan wordt vaak bepaald of een pt nog nabehandeld moet worden

18
Q

receptorstatus

A

er wordt gekeken naar de oestrogeenreceptor (ER), progestronreceptor (PR) en de HER2-receptor

bij demeeste tumoren is ER en Pr positief en HEr2 negatief

dit is ook bepalend voor nabehandeling van pt, omdat hier gerichte therapien voor zijn

19
Q

Pa-verslag

A

hierin wordt tumortype, diameter, differentiatiegraad, therapierespons, ER/Pr en HER2neu status, radicaliteit en lymfeklierstatus in beschreven

20
Q

mammaprint

A

leest RNA genexpressie van 70 genen uit die samen een prognostische waarde hebben

bij een hoog risico–> voordeel bij chemo
laag risico: geen of weinig baat bij chemo