Prognostische, predictieve factoren en (neo)adjuvante systemische therapie Flashcards
Hoeveel patiënten sterven er aan het mammacarcinoom?
Bij 5% van de patiënten is er bij de diagnose mammacarcinoom al sprake van afstand metastasen in lever, long en bot.
Uiteindelijk sterft 50% aan het mammacarcinoom indien er geen behandeling wordt gegeven. Dus 50% heeft onzichtbare micrometastasen.
Door (neo)adjuvante behandeling daalt het percentage naar 25-35% patiënten die uiteindelijk sterven aan een mammacarcinoom.
Hoe kan de prognose van het mamma carcinoom verbetert worden?
- Vroege detectie (hierdoor lagere TNM-classificatie en betere prognose)
- Verbeteren behandelingsmogelijkheden (elimineren micrometastasen)
- Voorkomen lokaal recidief (door optimaliseren lokale therapie)
- Voorkomen afstand metastasen (door optimaliseren systemische therapie).
Wie je behandelt met (neo)adjuvante therapie hangt af van:
- Prognostische factoren: voorspellen van de kans op het ontwikkelen van metastasen middels histologische graderingen, grootte tumor, aangedane lymfeklieren, ER status en leeftijd.
- Predictieve factoren: voorspellen van de kans op een respons op de therapie (bijvoorbeeld het aanslaan van de behandeling op basis van aanwezigheid van ER en HER-receptoren).
Wat is het minimum dat genezen moeten worden door adjudant therapie om het te mogen geven?
Als >3% baat heeft bij adjuvante therapie, wordt het aan iedereen gegeven. Dus tot 97% overbehandeling wordt geaccepteerd, met alle gevolgen van dien (winst versus toxiciteit). Men gaat voor genezing, waardoor deze maat van overbehandeling geaccepteerd is.
Wat kan zorgen voor de afname van overbehandeling?
- Kijken naar klinische karakteristieken
- Zoeken naar nieuwe predictieve factoren: dit is de belangrijkste, maar ook de grootste uitdaging ondanks dat er veel onderzoek naar is. Nu alleen nog maar ER/PR/HER2 receptoren.
- Optimaliseren prognostische factoren: een extra groep vrouwen selecteren met heel goede prognose (op basis van genexpressie profielen). Zo, dat de winst van Ctx heel (lees: te) beperkt is. Hier wordt veel succes mee geboekt.
Genetica
Epigenetica
Transcriptomica
Proteomica
Genetica: DNA (genen)
Epigenetica: DNA overschrijven naar mRNA
Transcriptoom-analyse: mRNA
Proteomica: Eiwitten
Wat is een tumorprofiel?
Iedere tumor heeft een eigen karakteristieke DNA-, mRNA-, en eiwittenprofiel (=vingerafdruk).
Deze DNA-, mRNA-, en eiwitprofielen kunnen per tumor vastgesteld/ gemeten worden (=tumorprofiel).
De profielen bevatten informatie over de tumor zoals therapiegevoeligheid, agressiviteit etc. Er is dus een goed en slecht tumor profiel.
Wat is het doel van een mammaprint?
Op basis van de extra prognostische factor (genexpressie) overbehandeling± beperken. Met behulp van moleculaire karakteristieken kan een hele groep mensen worden geïdentificeerd die geen systemische behandeling nodig heeft. Maar de meerderheid wordt dan nog steeds overbehandeld.
Hoe werkt een mammaprint?
Met een beperkte set van 70 genen (mammaprint) kan al beoordeeld worden of een tumor agressief is of juist niet. Patiënten met een goede prognose kunnen met deze 70 genen geïdentificeerd worden. Deze groep is 40% van alle patiënten. Men vergelijkt het genexpressieprofiel met het predictiemodel dat er al is. Wanneer de kans op respons rond de 3% ligt kan een mammaprint de doorslag geven.