hematurie en blaascarcinoom Flashcards
Wat bij microscopische hematurie?
> 3 ery’s per gezichtsveld, op twee verschillende momenten bepaald.
De kans op maligniteit is ongeveer 2-5%. Microscopische hematurie is vaak geen reden om iemand direct door te verwijzen.
Het is belangrijk om te kijken naar de leeftijd van de patiënt en of diegene rookt.
Wat bij macroscopische hematurie?
de patiënt moet dezelfde week nog doorverwezen worden naar de uroloog.
De kans op maligniteit is rond de 30-40% (hoger bij ouderen en bij rokers).
DD van hematurie?
- Vasculair: arteriële embolie of trombose, arterioveneuze malformatie of fistel, niervenetrombose, Loin pain hematuria-syndroom, Nutcracker-syndroom (compressie linkerniervene)
- Glomerulair: IgA-nefropathie, basaalmembraannefropathie, Ziekte van Alport, glomerulonephritis
- Interstitieel: allergische interstitiële nefritis, analgeticanefropathie, niercysteziekten, pyelonefritis, tuberculose, rejectie (transplantaat nier)
- Uro-epitheel (urologisch): maligniteit, zware lichamelijke inspanning/ trauma, parasitaire ziekte, urolithiasis, radiatieschade, steenlijden, urineweginfectie (bacterieel, viraal of parasitair)
- Verscheidene locaties of onduidelijke origine (overig): hypercalciurie, hyperuricosurie, sikkelcelziekte
Wat zijn de risicofactoren voor blaaskanker?
- Roken (intoxicaties): belangrijkste risicofactor! Stel het aantal packyears vast. De amines die vrijkomen door roken verlaten het lichaam via de urine en zorgen zo voor kwaadaardige aandoeningen van de blaas.
- Voorgeschiedenis en medicijngebruik: bestraling in bekkengebied, chronische urineweginfecties (UWI, vooral bij vrouwen), verblijfskatheter (beide geassocieerd met plaveiselcelcarcinomen), fenacetine (pijnstiller), immunosuppressie, cyclofosfamide, schistosomiasis (plaveiselcelcarcinomen)
- Familieanamnese (al is er geen erfelijke vorm van blaascarcinoom); Balkan-nefropathie.
- Omgevingsfactoren: spelen tegenwoordig steeds minder een rol, omdat er steeds meer restricties zijn in het gebruik van chemicaliën zoals aromatische amines (schilders, verfindustrie, rubberindustrie, mijnwerkers, kappers) geassocieerd met blaaskanker.
Incidentie en overleving blaaskanker
Er zijn 6.600 gevallen van blaaskanker per jaar. Blaaskanker komt vaker
voor bij mannen dan bij vrouwen, 4:1 (door roken).
90% van de blaaskankers heeft zijn oorsprong in het urotheel (UCC), 8% is een plaveiselcelcarcinoom (SCC). 25% van de blaastumoren is invasief (m. detrusor infiltratie). Het is belangrijk om dit onderscheid te maken in verband met de behandeling.
Blaaskanker leidt tot 25 doden per week. De 5-jaarsoverleving met curatieve opzet behandeling is 50-55%. Zowel bij mannen als bij vrouwen neemt de incidentie van blaaskanker toe. Het is onafhankelijk van de therapie. De sterfte is in de afgelopen jaren stabiel gebleven.
Wat is het aanvullend onderzoek bij blaaskanker?
Laboratoriumonderzoek:
o Bloedonderzoek: creatine, ureum, GFR, Hb
o Urinesediment: erytrocyten of leukocyten in de urine
o Morfologie erytrocyten: bij nierziekten kunnen de erytrocyten misvormd zijn (dysmorf), bij urologische oorzaak zijn de erytrocyten normaal
o Kweek: E. coli is de meest voorkomende bacterie die urineweginfecties veroorzaakt, maar ook tumorcellen kunnen worden gevonden bij patiënten met grote tumoren.
o Urinecytologie is NIET geïnduceerd
Echo blaas en nieren: stenen, ruimte innemende massa’s, dilatatie etc.
CT-scan (urinewegen): vooral als de patiënt ouder is dan 40 en rookt
Urethroscopie (UCS): kijken met een flexibele of starre scoop in de blaas. Het papillaire blaascarcinoom is hierop vaak goed zichtbaar.
Alleen bij indicatie: X-BOZ voor het zoeken van stenen/ blokkades bij mensen met koliekpijn, X-RPG (retrograad pyelogram), MRI urografie en X-RUG (retrograad urethrogram).
Therapie bij blaaskanker
De therapie wordt bepaald aan de hand van een TUR (transurethrale resectie) en blaasbiopt. Er kunnen blaasbloedingen worden gedaan en ook een re-TUR. Andere behandelopties zijn:
- Radicale cystectomie met urinedeviatie (verwijderen van de blaas in verband met ingroei in de m. detrusor)
- (Chemo)radiotherapie
- Chemotherapie
- Immuuntherapie
Operateur en patholoog bij transurethrale resectie?
De operateur zegt iets over: aantal tumoren, grootte tumoren, radicaliteit (is alles weggesneden), bimanueel toucher (massa in de blaas voelen tijdens narcose, als de blaas niet soepel is, is er een invasief groeiende tumor), eenmalige speling met chemotherapie.
- De patholoog zegt iets over: histologie, T-stadium , gradering (zegt iets over agressiviteit en kans recidief), carcinoma in situ , detrusorspier aanwezig (m. detrusor contraheert wanneer men plast. Als de tumor hier aanwezig is, is de behandeling radicaler en kan niet simpelweg het carcinoom weggeschrapt worden) en spierinvasie.
Klinische stagnering gaat door middel van?
- Bimanueel toucher onder narcose
- CT-thorax abdomen (spierinvasieve tumor)
- CT-urinewegen (niet-invasieve tumor)
Wat is het T-stadium bij het blaascarcinoom?
- Tis: blaascarcinoom in situ
- Ta = papillaire tumor
- T1 = ingroei tot de lamina propria
- T2 = ingroei in de m. detrusor
- T3 = doorgroei door de m. detrusor en ingroei in perivesicaal vet rondom de blaas
- T4 = doorgroei in omliggende organen of in de bekkenwand
wat zijn factoren die een rol spelen bij een recidief?
aantal leasies (1, 2-7, =/>8), grootte (<3 versus =/>3), primair of recidief en het recidief vrije interval (<1 jaar versus =/> 1 jaar).
wat zijn factoren die een rol spelen bij een progressie?
T-stadium (Ta versus T1), gradering (G1, G2, G3) en wel of niet CIS.
Wat zijn de verschillende intravesicale spoelingen?
- Chemotherapiespoeling: mitomycine CMCC of Epirubicine
- Immuuntherapiespoeling: BCG. Dit is geïnactiveerd tuberculose. Dit geeft een massale immuunreactie.
- Spoelingen kunnen eenmalig postoperatief worden gegeven bij low/ intermediate risk. Het verlaagt de kans op recidief met 12%.
Onderhoudsspoelingen zijn afhankelijk van het risico op progressie geïndiceerd:
- Low-risk: geen spoelingen
- Intermediate risk: MMC (korte respons, snel recidief)
- High risk: re-TUR en aansluitend BCG 1-3 jaar (lagere respons, langer effect)
Behandeling spierinvasief urotheel-carcinoom?
Een agressieve tumor vergt agressieve behandeling: Chirurgie o Radiocale chirurgie Radiotherapie o Chemoradiotherapie o Uitwendige radiotherapie o Inwendige radiotherapie (brachytherapie) Systemische therapie o Neoadjuvante chemotherapie o Adjuvante chemotherapie o Inductie chemotherapie o Palliatieve chemotherapie o Systemische immunotherapie Cystectomie met urinedeviatie o Incontinent stoma (Brickerse deviatie) o Continent stoma (Indiana pouch) o Orthotope neoblaas