STATIO IV - Tekst 3 - Dagboek van een jonge Romein 2 (vanaf venire) Flashcards
1
Q
venire,
A
venio, veni, ventum: komen
2
Q
mutare,
A
muto, mutavi, mutatum: veranderen; zich omkleden
3
Q
accipere,
A
accipio, accepi, acceptum: ontvangen, aannemen, krijgen
4
Q
bibere,
A
bibo, bibi, -: drinken
5
Q
aqua,
A
aquae: het water
6
Q
frigidus,
A
frigida, frigidum: koud
7
Q
redire,
A
redeo, redii, reditum: terugkeren
8
Q
iterum:
A
: opnieuw
9
Q
In +
A
+ acc.: naar, tot in, in
10
Q
invenire,
A
invenio, inveni, inventum: vinden, aantreffen
11
Q
et:
A
: en
12
Q
dicere,
A
dico, dixi, dictum: zeggen, spreken; noemen
13
Q
incipere,
A
incipio, incepi, inceptum: beginnen
14
Q
a(b) +
A
+ abl.: vanaf, vanuit, weg van, van
15
Q
initium,
A
initii: het begin