Statio III - fabel 1: De krekel en de mier (tot en met et) Flashcards
1
Q
per +
A
acc.: doorheen; door middel van; gedurende
2
Q
aestas,
A
aestatis: de zomer
3
Q
canere,
A
cano, cecini, - : zingen
4
Q
autem:
A
maar, echter
5
Q
suus,
A
sua, suum: zijn, haar, hun
6
Q
curare,
A
curo, curavi, curatum: zorgen voor
7
Q
trahere,
A
traho, traxi, tractum: trekken, slepen
8
Q
in + acc.:
A
naar, tot in, in
9
Q
antrum,
A
antri: de grot
10
Q
et:
A
en