STATIO III - Fabel 5 - De hond in de rivier (vanaf eripere) Flashcards
1
Q
eripere,
A
eripio, eripui, ereptum: afpakken, stelen
2
Q
velle,
A
volo, volui, -: willen
3
Q
sed:
A
: maar
4
Q
avaritia,
A
avaritiae: de gierigheid, de hebzucht
5
Q
is,
A
ea, id: die, dat; hij, zij, het
6
Q
dimittere,
A
dimitto, dimisi, dimissum: wegzenden, laten vallen
7
Q
qui,
A
quae, quod: die, dat
8
Q
os,
A
oris (onz.): de mond, de muil; het gezicht
9
Q
tenere,
A
teneo, tenui, tentum: vasthouden, houden
10
Q
nec:
A
: en niet, en evenmin, noch
11
Q
tangere,
A
tango, tetigi, tactum: aanraken
12
Q
posse,
A
possum, potui, -: kunnen
13
Q
petere,
A
peto, petivi, petitum: zoeken; vragen; gaan; verlangen