STATIO II - Tekst 1 - Aeneas vlucht uit Troje (vanaf amicus) Flashcards
1
Q
amicus,
A
amici: de vriend
2
Q
paucus,
A
pauca, paucum: weinig, enkele
3
Q
e(x) +
A
+ abl.: uit, weg van, van
4
Q
patria,
A
patriae: het vaderland
5
Q
fugere,
A
fugio, fugi, -: vluchten
6
Q
post +
A
+ acc.: na, achter
7
Q
multus,
A
multa, multum: veel
8
Q
proelium,
A
proelii: de strijd, gevecht
9
Q
rex,
A
regis: de koning
10
Q
novus,
A
nova, novum: nieuw
11
Q
oppidum,
A
oppidi: de stad
12
Q
condere,
A
condo, condidi, conditum: stichten