STATIO II - Extra tekst - Cloelia Flashcards
1
Q
inter
A
+ acc.: tussen; tijdens
2
Q
accipere
A
accipio, accepi, acceptum: ontvangen, aannemen, krijgen
3
Q
nox
A
noctis: de nacht,
4
Q
custos
A
custodis: de bewaker, de wachter
5
Q
et
A
: en
6
Q
e(x)
A
+ abl.: uit, weg van, van
7
Q
castra
A
castrorum (enkel mv.): het legerkamp
8
Q
fugere
A
fugio, fugi, -: vluchten
9
Q
equus
A
equi: het paard
10
Q
rapere
A
rapio, rapui, raptum: grijpen, stelen, roven
11
Q
transire
A
transeo, transii, transitum: oversteken
12
Q
rex
A
regis: de koning
13
Q
Roma
A
Romae: Rome
14
Q
legatus
A
legati: de gezant
15
Q
mittere
A
mitto, misi, missum: zenden, sturen