STATIO III - Fabel 5 - De hond in de rivier (tot eripere) Flashcards
1
Q
canis,
A
canis: de hond
2
Q
Per +
A
+ acc.: doorheen; door middel van; gedurende
3
Q
flumen,
A
fluminis: de stroom, de rivier
4
Q
ferre,
A
fero, tuli, latum: dragen, voeren, brengen
5
Q
in +
A
+ abl.: in, op; tijdens
6
Q
aqua,
A
aquae: het water
7
Q
videre,
A
video, vidi, visum: zien, kijken
8
Q
suus,
A
sua, suum: zijn, haar, hun
9
Q
alius,
A
alia, aliud: ander, andere
10
Q
praeda,
A
praedae: de buit
11
Q
esse,
A
sum,fui,-: zijn
12
Q
putare,
A
puto, putavi, putatum: menen, denken
13
Q
et:
A
: en