Statio III - fabel 1: De krekel en de mier (vanaf hiems tot einde) Flashcards
1
Q
hiems,
A
hiemis: de winter
2
Q
dum +
A
ind.: terwijl
3
Q
venire,
A
venio, veni, ventum: komen
4
Q
ad +
A
acc.: naar, tot bij, bij
5
Q
negare,
A
nego, negavi, negatum: nee zeggen, weigeren; ontkennen
6
Q
dicere,
A
dico, dixi, dictum: zeggen, spreken; noemen
7
Q
ego:
A
ik
8
Q
omnis,
A
omnis, omne: geheel, al, ieder, elk
9
Q
laborare,
A
labor, laboravi, laboratum: werken, zwoegen
10
Q
sed:
A
maar
11
Q
tu:
A
jij