STATIO II - Tekst 6: Hannibal over de Alpen (vanaf transire) Flashcards
1
Q
transire,
A
transeo, transii, transitum: oversteken
2
Q
prohibere,
A
prohibeo, prohibui, prohibitum (+abl.): verhinderen, afhouden van
3
Q
et:
A
en
4
Q
locus,
A
loci: de plaats
5
Q
ire,
A
eo, ii, itum: gaan
6
Q
posse,
A
possum, potui, -: kunnen
7
Q
qua:
A
waarlangs
8
Q
antea:
A
vroeger, voordien
9
Q
unus,
A
una, unum: één
10
Q
homo,
A
hominis: de mens, de man
11
Q
vix:
A
nauwelijks
12
Q
copia,
A
copiae: de grote hoeveelheid, de voorraad; de legertroepen (mv.)
13
Q
in + acc.:
A
naar, tot in, in
14
Q
pervenire,
A
pervenio, perveni, perventum: aankomen, bereiken