STATIO II - Tekst 3 - De wolvin en de herder (vanaf multus) Flashcards
1
Q
multus,
A
multa, multum: veel
2
Q
errare,
A
erro, erravi, erratum: zich vergissen; dwalen, rondzwerven
3
Q
forte:
A
: toevallig
4
Q
invenire,
A
invenio, inveni, inventum: vinden, aantreffen
5
Q
postea:
A
: daarna, later, nadien
6
Q
pastor,
A
pastoris: de herder
7
Q
puer,
A
pueri: de jongen; de slaaf
8
Q
is,
A
ea, id: die, dat; hij, zij, het
9
Q
domus,
A
domus (vr.): het huis
10
Q
ferre,
A
fero, tuli, latum: dragen, voeren, brengen
11
Q
uxor,
A
uxoris: de vrouw, de echtgenote
12
Q
suus,
A
sua, suum: zijn, haar, hun
13
Q
dare,
A
do, dedi, datum: geven
14
Q
alere,
A
alo, alui, altum: voeden